- 2 - Ad° a° Het N.S.W. valt onder de omschrijving, die artikel 2 van de Armenwet gaf van een burgerlijke instelling van weldadigheid. Ten aanzien van burgerlijke instellingen, opgericht door de burgerlijke overheid, bepaald artikel 17, eerste lid, van de Rompwet Instellingen van weldadigheid, dat zij - indien daaromtrent in de statuten of in de stichtingsbrief niets anders is bepaald - worden opgeheven door de burgerlijke overheid, door of vanwege welke zij bestuurd worden, baar het Reglement van het N.S.W. voorschrijft, dat de Gemeenteraad de Voogden en Voogdessen benoemt (artikel 14) en de begroting en rekening aan de goedkeuring van de Gemeenteraad zijn onderworpen (art. 25 en 27) moet worden aangenomen dat het N.S.W. door of vanwege de Raad wordt bestuurd en dus de Raad ook bevoegd is tot opheffing van het N.S.W. baar het N.S.W. in de loop der tijdon van derden bezittingen hoeft ver kregen, mag het ingevolge artikel 19 jo. artikel 18 van genoemde Rompwet niet worden opgeheven dan wanneer het belang van do armenverzorging do ophef fing vordert en de armenraad gehoord is". Bij hot besluit tot opheffing moet, de armenraad gehoord,de bestemming van de van derdon verkregen bezittingen worden geregeld overeenkomstig hetgeen daaromtrent in de statuten is bepaald of, bij gebreke van een bepaling daarin, in overeenstemming mot het belang van de armenverzorging. Het begrip "armenverzorging" en het instituut "armenraad" komen in do Algemene Bijstandswet niet meer voor. Men zou er van kunnen uitgaan, dat bij standverlening in de plaats is gekomen van armenverzorging en daaraan in be paalde zin gêLybwaai- dig is te achten, be Algemene Bijstandswet logt echter do rechtsplicht tot het verlenen van bijstand aan hen, die niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, bij uit sluiting op de overheid. V/ij zien daarom niet, hoe de in de vorige alinea weer gegeven bepalingen in het kader van de Algemene Bijstandswet nog zinvol kunnen worden geïnterpreteerd. Ook de aan het N.S.W. gedane makingen en schenkingen beperken niet de vrijheid van de Raad om aan de desbetreffende goederen een andere dan de oor spronkelijke bestemming te geven. Uit het bovenstaande volgt dus, dat de Raad geacht moet worden bevoegd te zijn het N.S.W. op te heffen en over het vrijgekomen vermogen te beschikken. Be goedkeuring van Gedeputeerde Staten zou op de desbetreffende besluiten moeten worden verkregen. Het lijkt ons echter in het licht van de geschiedenis van hot N.S.W. niet wenselijk deze instelling zonder meer te doen verdwijnen. Een instituut, dat eeuwen lang een min of meer belangrijke plaats heeft inge nomen in het maatschappelijk en gemeentelijk leven van Leeuwarden behoort o.i. indien dat niet nodig is ,niet zonder moer door do Gemeente te worden "opgeslokt". Het zou ook van weinig piëteit getuigen jegens do velen, die schenkingen of makingen aan het N.S.W. hebben gedaan, indien het mede ten gevolge daarvan thans bestaande vermogen in de algemene middelen van de gemeente zou opgaan, liet is voorts zeker niet moeilijk, aan het vermogen een bestemming te geven die enige overeenkomst vertoont met de oorspronkelijke. Hot ligt tenslotte voor do hand te veronderstellen, dat do kans groot is, dat de Gemeente voor oen derge lijke bestemming - welke immers zeker oen algemeen belang zou dienen - toch tc enigertijd golden beschikbaar zou moeten stellen, zodat zij in feite uiteinde lijk van het niet tot zich nemen van het vermogen geen nadeel ondervindt. ■ddbIndien men de zelfstandigheid van het vermogen wil handhaven, kan dit op tweeërlei wijze geschieden, n.l. door het N.S.W. op te heffen en het vermogen in een nieuwe stichting onder te brengen of door hot N.S.W. te reorganiseren, be eerste methode is wel denkbaar doch heeft verschillende nadelen: 1. Voorkomen zou moeten worden dat door opheffing van het N.S.W. het vermogen aan niemand meer zou toebehoren. Uw Raad zou daarom moeten bepalen, dat hot N.S.V/.-vermogen overgaat naar de Gemeente, zodat het deel zou gaan uitmaken van het gemeente-vermogen.Inbreng van dat vermogen in een nieuwe stichting zou dan dus betekenen afzondering van een deel van het gemeente-vermogen cn onttrekking van dat deel aan de gemeentewettenjkc bevoegdheden terzake van de Raad, Gedebuteerde Staten en de Kroon. - 3 - 2. Het zou niet geheel ondenkbaar zijn, dat Gedeputeerde Staten gezien do financiële positie van onze Gemeente, de ingevolge artikel 228 van do gemeentewet vereiste goedkeuring aan een desbetreffend besluit zouden onthouden. 3. Hot is do vraag, of voor inbreng van oen deel van hot vermogen in een stichting geen schenkingsrecht en voor do overdracht van de onroerende goederen geen registratierecht verschuldigd zou zijn. 4. beze methode lijkt nodeloos omslachtig. Met omzetting van het N.S.W. is hetzelfde doel veel gemakkelijker te bereiken. Ad. c. Wil de hier bedoelde methode worden toegepast, dan moet allereerst vaststaan, dat het N.S.W. rechtspersoon is en dat ook blijft in geval van wijziging van de Statuten. Naar onze mening ontleent het N.S.W. zijn rechtspersoonlijkheid aan hoc oude ongeschreven recht. Hot behoort n.l. tot die instituten, waarvan de rechts persoonlijkheid, vooral onder invloed van de Duitse rechtswetenschap der 19° eeuw, in Nederland werd erkend, Kenmerk van deze instituten was een bepaald vermogen, dat werd aangewend ter bereiking van een dool, anders dan uitsluitend of hoofdzakelijk het behalen van winst. De Hoge Raad hoeft bij een arrest van 11 december 1914 (N.J1915238) de rechtspersoonlijkheid van stichtingen afge leid uit artikel 946, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. Ook volgt do erkenning van de rechtspersoonlijkheid van stichtingen, opgericht vóór het inwerkingtreden van de Wet op Stichtingen (van 1956), uit artikel 24 van die wet "De bepalingen van deze wet zijn mede van toepassing op op hot tijdstip van hot inwerkingtreden van deze wet als stichting optredende rechtspersonen, voor zover hieronder niet anders is bepaald". Indien de Statuten zodanig gewijzigd worden, dat het karakter van stich ting niet wordt aangetast, blijft dezelfde rechtspersoon bestaan. Ook al worden de Statuten onherkenbaar veranderd cn wordt oen deel van het vermogen naar oen andere rechtspersoon overgeheveld, dan blijft dus do rechtspersoon hot N.S.W. met zichzelf identiek. Daar reorganisatie van het N.S.W. do eenvoudigste weg is om tot hot begeer de doel, aanpassing aan de veranderde omstandigheden, te geraken, menen wij U te moeten voorstellen daartoe te besluiten. Wij hebben overleg gepleegd met hot bestuur van het N.S.W. inzake de inhoud van de nieuwe Statuten, bit overleg heeft in hoofdzaak geleid tot overeenstemming omtrent de inhoud van bijgaand ontwerp. Alvorens dit ontwerp toe te lichten lijkt hot ons nuttig, oen summier over zicht te geven van de geschiedenis van het N.S.W.om U in de gelegenheid te stellen de nieuwe opzet van het N.S.W. te zien in historisch perspectief. In verband met oen geschil tussen het stadsbestuur en hot bestuur van hot uit 1534 stemmende Old Burger Weeshuis (oen naam die pas na do oprichting van het N.S.W. ontstond) betreffende de verzorging van de z.g. "stadswezen" - dat waren wezen wier ouders geen burgerrecht bezaten besloot het stadsbestuur op 10 maart 1674 in principe tot oprichting van een eigen weeshuis, dat tor on derscheiding van hot reeds bestaande weeshuis do naam Stads Weeshuis kroeg, aan welke naam later hot woord "Nieuwe" is toegevoegd. Hot N.S.W. word op 24 januari 1676 door 30 jongens en 33 meisjes betrokken; nog datzelfde jaar steeg het aantal aan het bestuur toevertrouwde wezen tot 310. Het weeshuis werd gefinancierd uit de stadskas en uit schenkingen, erfstellingen legaten en openbare inzamelingen. Hot bestuur bestond uit (aanvankelijk vier) Voogden en Voogdessen. Het N.S.W. heeft perioden van bloei- en van ernstige moeilijkheden gekend. Soms word er, wanneer de financiële perikelen groot waren, oen aanzienlijke making aan het weeshuis gedaan, waardoor het van een dreigende ondergang word gered. De belangrijkste makingon waren: in 1719 de erfenis van Mej. Sieskc Huber, weduwe van br. G. Hubor, Burgemeester van Leeuwarden, ter waarde van ongeveer f.90.000.--;

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1966 | | pagina 401