Beroep van K. Altena te Leeuwarden tegen de weigering van een door hem ge
vraagde "bouwvergunning voor het bouwen van een tuinhuisje bij het pand
Bisschopstraat no. 1
Bijlage no. 393 Leeuwarden, 8 december 1966.
Aan de Gemeenteraad.
De heer H. Altena te Leeuwarden heeft bij een op 23 november 1966 inge
komen schrijven bij Uw Raad beroep ingesteld tegen ons besluit van 28 ok
tober 1906, no. B 3277) waarbij wij op zijn verzoek om vergunning voor het
bouwen van een tuinhuisje bij de woning, plaatselijk bekend Bisschopstraat
no. 1, afwijzend hebben beschikt.
Genoemd schrijven, alsmede onze afwijzende beschikking met bijbehorende
bescheiden, liggen bij de stukken voor U terinzage.
Ingevolge het bepaalde in artikel 51 van de Woningwet moet het verzoek
om voorziening tegen de weigering van een bouwvergunning binnen een maand na
de dag, waarop het afschrift van het besluit is verzonden, bij de gemeente
raad worden ingediend.
Het desbetreffende afschrift is op 4 november j.l. verzonden, zodat het
verzoek om voorziening tijdig is ingediend en appellant in zijn beroep kan
worden ontvangen
De woning van de heer Altena is gelegen in een gebied, waarvoor geen uit
breidingsplan geldt. De gevraagde vergunning is dan ook geweigerd uitsluitend
wegens strijd met de bepalingen van de Bouwverordening voor het stadsgebied.
Het bouwplan is op de volgende punten in strijd met genoemde verordening:
1het plan voldoet niet aan redelijke estetische eisen en is -mede naar
het oordeel van de Schoonheidscommissie- aan de openbare straat ontoelaat
baar
2. het tuinhuisje is geprojekteerd vóór de voorgevelrooilijn;
3- de wanden zullen bestaan uit een regelwerk van hout, bekleed met rietmat
ten en gaas, terwijl volgens de verordening wanden moeten worden opgetrok
ken in metselwerk, natuursteen, beton of gewapend beton;
4. het hellend dak zal worden afgedekt met zgn. "light in"-platen, terwijl
de bouwverordening voorschrijft, dat bij hellende dakvlakken geen ander
materiaal mag worden toegepast dan gebakken pannen en leien;
5het plan voldoet in het geheel niet aan de in de verordening ten aanzien
van garages en autoboxen gestelde eisen ter voorkoming van brandgevaar
Met betrekking tot het gestelde onder 5 sij nog opgemerkt, dat eerst
tijdens de behandeling van de aanvraag om bouwvergunning is gebleken, dat het
in de bedoeling van aanvrager lag het tuinhuisje tevens te gebruiken voor het
stallen van een auto. Ten onrechte is nagelaten een en ander te vermelden op
het aanvraagformulier en/of de daarbij overgelegde bescheiden.
In het onderwerpelijke beroepschrift worden geen nieuwe punten :iaar voren
gebracht. Wij blijven dan ook van oordeel dat het bouwplan volstrett onaan
vaardbaar is en de gevraagde vergunning terecht werd geweigerd.
Gezien het vorenstaande stellen wij U voor de gevraagde voorziening onge
grond te verklaren.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. Tiekstra 1Burgemeester
de Jong
Secretaris.