K VERSLAG van de vergadering van de Raadscommissie ad hoe voor de invoering van een nieuwe bouwverordening, gehouden op 13 mei 1966. Alle leden zijn aanwezig. Na de opening wordt de artikelsgewijze behandeling voortgezet. Art. 48, sub h jo artt. 4-930 o.v. De voorzitter desli node dat ar om trent deze artikelen tussen de directeur van de dienst voor Bouw- en Woningtoezicht en de afdeling Volkshuisvesting en Openbare Vorken geen overeenstemming bestaat. De heer Atema merkt op dat deze artikelen het mogelijk maken vrij lange aanbouwen te stichten, wat hij een stap terug acht, terwijl ook de redactie naar zijn gevoel aan duidelijkheid te wensen overlaat. De secretaris geeft aan de hand van een tekening oen toelichting op de nieuwe mogelijkheden en deelt voorts mede dat uit een telefonisch getrokken informatie bij de Vereniging is gebleken dat een aanbouw, zodra deze is gerealiseerd, deel uitmaakt van het gebouw als geheel. De voor zitter acht de grootst mogelijke soepelheid in dezen gewenst, te meer daar hot hier als regel zal aan om 1 - staan h jonin n, laar vo r ni:uw te bouwen woningen de voorschriften van het bestemmingsplan zullen geiden. Hij stelt voor de redactie van het model zonder wijzigingen over te nemen. De commissie besluit conform het voorstel van de voorzitter. Art. 68. Na een ampele bespreking van het begrip "normale hoogste grond waterstand" verenigt de oommissie zich met de adviezen. Art. 136. De commissie is met de IV/GL, die de artikelen 155 t.e.m, 141 ter beoordeling toegezonden heeft gekregen, van oordeel dat de as van do weg in de gevallen dat de leiding langs of in de weg ligt, een objectiever uitgangspunt voor de aansluitplicht vormt dan de leiding zelve. Wel acht de commissie het gewenst een redactie te bezigen die te kennen geeft dat de afstand dan ook inderdaad gemeten moet worden uit genoemde as, zodat een en ander niet ter keuze blijft van de IV/GL. Voorts besluit de commissie als afstand waarbinnen de aansluitplicht geldt te nemen 50 m (overeenkomstig het model) en de door de IV/GL voorgestelde contractplicht niet in de ver ordening op te nemen omdat oen dergelijke bepaling niet in de verordening thuis behoort en bovendien naar de mening der commissie in strijd geacht moet worden met het beginsel dor contractsvrijheid. Art. 137» Conform het hiervoor vermelde, terwijl het opnemen van het voorge stelde lid 4 naar het oordeel van de commissie niet nodig is omdat de daarin voor te schrijven aanwezige ruimte voor toestellen begrepen is in het eerste lid voorkomende begrip "doeltreffende installati es Art. 159» Dit artikel handhaven. Uiteraard kunnen de artikelen 14O en 141 dan ook ongewijzigd blijven. Art145. De commissie kan zich niet verenigen met het voorstel van de direc teur der Energiebedrijven om oen aansluit gelegenheid voor een gasverwarmingï toestel bij elke stookplaats voor te schrijven. De mogelijkheid een dergelijks aansluitgelegenheid als nadere eis te stellen acht de commissie voldoende. Besloten wordt dan ook het artikel ongewijzigd te laten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1966 | | pagina 96