i
mm
Ufa
Pre»,.wv
Bij lage 5 (vervolg)
Verfijningen.
Onder "verfijning" wordt in dit verband verstaan een extra ver
hoging van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds voor oen
gemeente of een groep van gemeenten, die door een bepaalde aanwijs
bare oorzaak of voorzieningen noodzakelijk hogere lasten hebben
dan de overige gemeenten, waar deze oorzaken niet of in veel minde
re mate aanwezig zijn.
Tot dusver zijn verfijningsregelingen tot stand gekomen voor:
a.
probleemgebieden
b.
mijngemeenten
c
waddeneilanden
d.
ontwikkelingsgebieden (voor zover de gemeenten niet zijn
gelegen in de probleemgebieden)
e
ongewoon bevolkingsverloop
f
wetenschappelijk onderwijs
S
bevolkingsagglomeraties
h.
monumenten
i
kleinere stedelijke gemeenten
j
rioleringen
De
enige verfijning, waarvan de gemeente Leeuwarden aanvankc-lijk
profiteerde, was die ingevolge het "Besluit verfijning algemene
uitkering probleemgebieden", tot een bedrag van 6,-- voor de
eerste 10.000 inwoners, van 5,-- voor de volgende 25-000 in
woners en van ƒ4,-- voor de overige inwoners, vermenigvuldigd
met hot uitkeringspercentage.
Voor 1967 betekent dit een bedrag van 176 l van 393-600,--
691 .680,
Bij K.B. van 18 juni 19655 Stbl. 265, is vastgesteld het "Besluit
Verfijning algemene uitkering Monumenten". Daarin wordt voor de
gemeente, binnen welker grondgebied een monument geheel of ge
deeltelijk is gerestaureerd en voor welke restauratie in verband
met de toekenning na 4 mei 1945 van een rijkssubsidie uit dien
roofde, anders dan in verband met oorlogs- of stormvloedschado
hot verwerkte bedrag der subsidiabele kosten is vastgesteld, een
jaarlijkse verhoging van do algemene uitkering uit het Gemeente
fonds toegepast ten bedrage van 2 fo van het vastgestelde bedrag
der subsidiabele kosten, gedurende een periode van 25 jaar.
Deze verhoging vindt voor het eerste plaats over het uitkerings
jaar 1965. Voor oen b.v. in 1945 na 4 mei gepleegde restauratie
wordt derhalve nog gedurende 6 jaar de uitkering genoten, nl. over
1965 t/m 1970, voor een restauratie die in 1946 is gepleegd nog
7 jaar (1965 t/m 1971), enz. De verfijning is afgeleid uit 30 cjo
van het totale bedrag der subsidiabele kosten door berekening van
een 25-jarige 4ïf "fa annuïteit daarover, hetgeen afgerond neerkomt
op 2 c/o van de totale subsidiabele- kosten. Daarbij is er van uitge
gaan dat door con verfijning ten bedrage van 30 fo der totale
subsidiabele kosten de op do gemeenten drukkende lasten uit hoofde
van de Monumentenzorg tot eon verantwoorde omvang worden terugge
bracht. In do toekomst zullen dan de goedgekeurde kosten van
monumenten door Rijk en provincie voor respectievelijk 50 en 10 jo
worden gedragen via een uitkering ineens en voor 30 door een
25-jarige bijdrage in do kapitaalslaston. Per saldo zal dan 10 j
geheel voor rekening van de gemeente blijven. Aangezien de ver
fijning betrekking heeft op lasten, welke in de- loop dor jaren
ten aanzien van een bepaalde restauratie niet in omvang veranderen
(afschrijving en te) is hierop hc-t uitkeringspercentage van de
algemene uitkering niet van toepassing.