- 5 -
waarop de ramingen zijn gebaseerd. Weliswaar zijn ook de tegenover deze
kostenstijgingen staande verhogingen van de uitkeringen uit het gemeente
fonds (sociale zorg, verpleging geesteszieken, lager onderwijs) en uit 's
Rijks kas (kleuteronderwijs) aanzienlijk, doch met name voor de sector
sociale zorg blijft do geraamde uitkering achter bij de lastenstijging.
Wij menenochter, dat dit een incidenteel achterblijven is, dat zich naar
wij vertrouwen in 1968 niet zal horhalen. Een eenmalige suppletie op do
gemeentefondsuitkering ten laste van de algemene reserve tot een zodanige
omvang, dat de gemeentefondsuitkering en de suppletie tezamen 80^j van de
kosten van sociale zorg en van de kosten van verpleging van geesteszieken
dekken, komt ons dan ook verantwoord voor. Wij achten dit te moer gemoti
veerd, omdat bij inwerking treden op 1 juli 1967 van de wet zware genees
kundige risico's belangrijke wijzigingen in do begroting zullen moeten
worden aangebracht. Zowel de kosten van sociale zorg als de Gemeentefonds-
uitkering moeten dan opnieuw worden geraamd.
Be Gemeentefondsuitkeringen zijn, zoals wij reeds eerder opmerkten,
geraamd overeenkomstig de door de Minister van Binnenlandse Zaken verstrekte
aanwijzingen.
Be stijging der lasten bedraagt voor alle kostengroepon tezamen ruim
16.5 Be uitkeringen uit 's Rijks kas en de Gemeentefondsuitkoringcn, die
tezamen de belangrijkste inkomstenbronnen vormen, zijn elk eveneens mot
ongeveer 16.5gestegen. Het is duidelijk, dat - wil de begroting slui
tend zijn - ook de overige inkomstenbronnen (gemeentelijke heffingen,
opbrengst bezittingen, ontvangsten wegens dienstverlening aan derden on
bijdrage uit de reserve) dan tezamen 16.5?j moor moeten opleveren dan voor
1966 geraamd was. Ten aanzien van enkele van deze bronnon, t.w. de opbrengst
van bezittingen (huren, rente van eigen kapitaal en reserves enz.) en do
dienstverlening aan derden zijn do mogelijkheden tot inkomstcnvorhoging
zeer beperkt. Een sluitende begroting kon dus slechts worden verkregen door
een aanzienlijk accres van de opbrengst der gemeentelijke heffingen en van
de bijdrage uit de algemene reserve. Met name de bijdrage uit de reserve is
dan ook aanzienlijk verhoogd. Werd zij voor 1966 geraamd op f.80.000,
voor 1967 is die bijdrage op een bedrag van f.445*000.-- gesteld. Wij achten
die sterke stijging gemotiveerd, omdat er van oen incidentele oorzaak (hot
te kort schieten van de gemeentefondsuitkering voor sociale zorg en hot
over 1967 nog niet volledig beschikbaar komen van extra opcenten op do per
sonele belasting sprake is.
Voor de gemeentelijke heffingen is voor 1967 bij do raming rekening
gehouden mot een aantal verhogingen t.o.v. de in de primitieve begroting
voor 1966 geraamde bedragen. Gedeeltelijk zijn dit verhogingen die voort
vloeien uit de uitbreiding van de bebouwing.