Wijziging Algemeen Ambtenarenreglement en Arbeidsovereenkomstenverordening. Bijlage no. 200. Leeuwarden, 27 juli 1967. Aan de Gemeenteraad. Het Centraal Orgaan inzake gemeenschappelijke behandeling van gemeen telijke personeelsaangelegenheden heeft bij schrijven van 2 juni 1967no. 422, aan de aangesloten gemeenten wijzigingen aanbevolen van een aantal be palingen van het Algemeen Ambtenarenreglement en de Arbeidsovereenkomstenver ordening. Deze aanbeveling houdt in hoofdzaak verband mot de inwerkingtreding por 1 juli 1967 van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering on de daar mede samenhangende wijziging van de Ziektewet, terwijl tevens van do gelegen heid gebruik is gemaakt om de tekst op enkele punton te vereenvoudigen of meer stringent te formuleren. Plaatselijk overleg over da aanbevolen wijzigingen behoeft niet te wor den gevoerd. De voorgestelde wijzigingen van het Algemeen Ambtenarenreglement en de Arbeidsovereenkomstenverordening zijn, voorzoveel nodig, van een toelichting voorzien. Niettemin achten wij het gewenst nog op een enkele bepaling Uw aandacht te vestigen. Zo is thans, in tegenstelling tot voorheen, oen bepaling opgenomen, dat doorbetaling van de bezoldiging wordt gestaakt, indien on voor- zolang de ambtenaar in gebreke blijft op het door een, door Burgemeester en Wethouders aangewezen, geneeskundige, bepaalde tijdstip en in de door doze geneeskundige bepaalde mate zijn betrekking weer te vervullen, tenzij hij daarvoor een inmiddels opgekomen - door deze geneeskundige erkende - roden heeft opgegeven (art. 43» tweede lid, sub e). Het huidige artikel 46, derde lid, van het Algemeen Ambtenarenreglement, geeft aan de vaste en de tijdelijke ambtenaar, die de dienst verlaat met recht op invaliditeitspensioen, aanspraak op een uitkering tot drie, respec tievelijk twee jaar na de datum, waarop hij ziek is geworden. Het nieuw ont worpen artikel 50j eerste lid, brengt deze aanspraak, in navolging van hot Rijksambtenarenreglement, terug tot één jaar. Een overgangsbepaling garan deert de reeds verkregen aanspraken aan hen, die op de datum van inwerking treding van deze bepaling reeds een uitkering genieten. Ontleend aan artikel 46 der Ziektewet is de huidige bepaling (artikel 54j vierde lid), dat een gewezen vrouwelijke ambtenaar, wier bevalling waar schijnlijk is, onderscheidenlijk plaats vindt binnen tien weken na haar ont slag, gedurende een termijn van ongeveer zes weken vóór tot zes weken na de bevalling voor wat de doorbetaling van de bezoldiging betreft geacht wordt niet te zijn ontslagen. Naast artikel 46 kent de Ziektewet in artikel 64 nog een bepaling, waarin aan de bedrijfsverenigingen de verplichting wordt opgelegd, degene, wiens verplichte verzekering is geëindigd en te wiens aan zien op grond van gebleken omstandigheden redelijkerwijze valt aan te nemen, dat onderbreking van die verplichting van korte duur zal zijn, dan wel dat het zijn bedoeling is bij geboden gelegenheid opnieuw een dienstbetrekking aan te gaan, toe te laten tot de vrijwillige verzekering. Van deze mogelijk heid wordt in de 'praktijk veelvuldig gebruik gemaa}ctdoor gewezen vrouwelijke werknemers, die bij het beëindigen van de verplichte verzekering een beval ling tegemoetzien op een tijdstip, vallende na de termijn van 10 weken. Aan gezien het overeenkomstige personeel in overheidsdienst niet verplicht ver zekerd is ingevolge de Ziektewet, ontbreekt voor dit personeel uiteraard de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren. Teneinde dit nadeel te compense ren wordt de eerdergenoemde termijn van tien weken in het nieuwe artikel 50, vierde lid, gesteld op vier maanden. Indien dus de bevalling van een gewezen vrouwelijke ambtenaar waarschijnlijk is, onderscheidenlijk plaats vindt bin nen vier maanden na haar ontslag, zal zij gedurende een termijn van ongeveer zes weken vóór tot zes weken na de bevalling voor wat de doorbetaling van de bezoldiging betreft geacht worden niet te zijn: ontslagen, terwijl zij boven-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1967 | | pagina 280