Mede doordat ook het aantal eindexamenvakken beperkt zal blijven, sullen
da leerlingen.aldus binnen zekere grenzen een keuze uit de vakken kunnen
doen, die aansluit bij hun aanleg en belangstelling.
Een geheel nieuwe factor in onze onderwijswetgeving is tenslotte de zg:
planprocedure. Hiermee wordt aangeduid het geheel van voorschriften betreff,
de mogelijkheid van oprichting van openbare scholen en de voorwaarden voor i
in subsxdieverband opnemen van bijzondere scholen.Voor een nadere uiteenzehj
omtrent dit onderwerp moge worden verwezen naar ons voorstel van 26 juni 19a
bijlage nr. 175, inzake aansluiting van de gemeente bij het Centraal Orgaan]
voor het Gemeentelijk Voortgezet Onderwijs.
He voornaamste schooltypen, welke de V/et op het voortgezet onderwijs
kent, zijn de volgende:
1. Scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (v.w.o.), met een
cursusduur van zes jaren, te weten gymnasia, athenea en lycea. Deze schol
kennen een A-afdeling, waarin de studie van de klassieke talen (gymnasid
wel van de economische en maatschappelijke vakken (atheneum) op de voorgï
sraat en oen B-afdeling, waarin de studie vooral is gericht op de wiskuni
en de natuurwetenschappen. Een lyceum omvat een gymnasium en een atheneua
waarvan oen minste het eerste leerjaar gemeenschappelijk is.
2. Scholen voer hoger algemeen voortgezet onderwijs (h.a.v.o.) met een cursu
duur van vijf jaren. Hit onderwijs kan ook worden gegeven in tweejarige
a±delingen aan scholen voor v.w.o. en middelbaar algemeen vormend onderwi;
en opleidingsscholen voor onderwijzers. Onderscheid in een literaire en
een economische richting is mogelijk.
3. Scnclen voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (m.a.v.o.) met een
cursusduur van vier jaren. Aan deze scholen kan een driejarige afdeling
worden verbonden.
4- Scholen voor lager algemeen voortgezet onderwijs (l.a.v.o.) met een cursu!
duur van twee jaren. Bit onderwijs kan ook worden gegeven in het eerste oi
in het eerste en tweede leerjaar van scholen voor lager beroepsonderwijs.
5. Scholen voor beroepsonderwijs, te weten;
a. scholen voor technisch onderwijs;
b. scholen voor huishoud- on nijverheidsonderwijs;
c. scholen voor landbouwonderwijs;
d. scholen voor middenstandsonderwijs
e. scholen voor economisch en administratief onderwijs;
f. scholen voor de opleiding van onderwijzend personeel;
g. scholen voor sociaal-pedagogisch onderwijs;
h. scholen voor kunstonderwijs.
He onder at/me vermelde scholen worden onderscheiden in lagere-, middi
bare- en hogere scholen, die vermeld onder g in middelbare en hogere scholen
He cursusduur van al deze scholen bedraagt ten hoogste vier jaren.
In een bij de stukken voor TJ ter inzage gelegde bijlage is een schema
tisch overzicht gegeven van de toekomstige opbouw.van het voortgezet onderwi;
en van de verschillende aansluitings- en ovorgang.smogoli jkhedon.
Heb xs duidelijk, dat de overgang van de bestaande onderwijssituatie nas
het geheel nieuwe bestel van do Wet op het voortgezet onderwijs een bijzondoï
ingewikkelde materie vormt. Heze overgangsregeling is dan ook niet in de wet
zelf neergelegd, maar vastgesteld bij oen afzonderlijke wet, de, zoals vermei
op 1 augustus j.l. in werking getreden. Overgangswet W.V.O.
Deze wet brengt in de eerste plaats een aantal wijzigingen aan in do 'ei
op het voortgezet onderwijs, die sinds do vaststelling wan laatstbedoelde wet op 14
oruari 1563 noodzakelijk of wenselijk waren gebloken. Daarnaast wordt geregeld de iapse
van hot bestaande onderwijs, d.w.z. de overgang van de bestaande scholen in
het nieuwe wettelijke stelsel. Voor do verschillende soorten scholen wordt am.
gegeven in welke nieuwe schooltypen zij kunnen of moeten worden omgezet. üitg
gaan is daarbij in het algemeen van een geleidelijke omzetting, d.w.z. datje
1 augus vus 1968 in eerste aanleg alleen de dan te vormen nieuwe klassen ondei
de nieuwe wettelijke regelen zullen vallen; de voor die datum aangevangen
leerjaren zullen nog volgons do oude regelen kunnen worden afgewerkt.
- 3 -
De Overgangswet W.V.O. geeft voorts regelen voor de geldigheid van be
staande onderwijsbevoegdheden, terwijl tenslotte in verschillende andere wetten
een aantal noodzakelijke wijzigingen .wordt aangebracht.
Voor hot gemeentelijk voortgezet onderwijs hier ter stede zullen de Het
op het voortgezet onderwijs en de Overgangswet W.V.O. uiteraard ook de nodige
gevolgen hebben, terwijl daardoor ook uitzicht op een aantal nieuwe mogelijk
heden wordt geopend. Wij zullen hierna in do eerste plaats besproken welke
gevolgen voor de verschillende vormen van gemeentelijk onderwijs rechtstreeks
uit de nieuwe wetgeving zullen voortvloeien. Voorts zullen wij aandacho
schonken aan do verdere mogelijkheden, die de nieuwe sxzuatio biedt.
De thans bestaande gemeentelijke scholen, die onder de werking van do
nieuwe wettelijke regelingen zullen vallen, zijn:
a. de Brugschool en de Vijverschool (beide voortgezet gewoon lager onderwijs);
b. de vier scholen voor uitgebreid lager onderwijs;
0. de drie scholen voor voorbereidend hoger- en middelbaar onderwijs, te
weten de h.b.s.-A, de meisjes h.b.s. mot m.m.s. en het gymnasium;
d. de opleidingsschool voor kleuterleidsters;
e. de handelsavondschool;
f. do afdeling vakopleiding van het muziekinstituut.
Voor do moeste van deze scholen is een bepaalde omzetting in een nieuw
schooltype bindend voorgeschreven. In sommige gevallen is aan het bevoogd gezag
echter een zekere keuzomogelijkheid geboden, terwijl tenslotte de minister
van Onderwijs en Wetenschappen nog do mogelijkheid hoeft om op verzoek van do
gemeenteraad een andere omzetting dan de wettelijk voorgeschreveno goed te
keuren. Ho beslissingen in die gevallen, waarin een keuze mogelijk is en de
eventuele verzoeken om gebruikmaking van do afwijkingsmogelijkheid zullen voor
1 februari 1968 tor kennis van de minister moeten zijn gebracht.
Met betrekking tot de verschillende bovengenoemde scholen, menen wij U
achtereenvolgens de hierna uiteengezette oplossingen in overweging te moeten
govon.
a. De Brugschool en de Vijverschool.
He scholen voor voortgezet gewoon lager onderwijs kunnen ingevolge de
Overgangswet W.V.O. worden omgezet in scholen voor lager algemeen voortgezet onder
wijs (l.a.v.o.), in scholen voor lager huishoud- en nijverheidsonderwijs
(l.h.n.o.of in scholen voor lager economisch en administratief onderwijs
(l.o.a.o.). Van de twee laatste mogelijkheden kan echter alleen gebruik worden
gemaakt voor v.g.1o.-scholen, die respectievelijk in elk der jaren 1965,
1966 en 1967 in hot tweede leerjaar gemiddeld tenminste 40 meisjesleerlingen
telden (l.h.n.o.) of in elk van genoemde jaren door gemiddeld tenminste 150
leerlingen werden bezocht (l.e.a.o.). Op grond van deze voorschriften zou voor do
Brugschool alleen omzetting in eon l.a.v.o.-school mogelijk zijn, terwijl voor
de Vijverschool, die rond 400 leerlingen tolt, ook do andere keuzemogolijkhedon
gelden.
Wat do behoefte aan de drie onderwijsvormen l.a.v.o., l.h.n.o. en l.e.a.o.
betreft, menen wij te mogen stellen, dat in de behoefte aan huishoudonderwijs
voor meisjes hier tor stede in voldoende mate door de bestaande scholen wordt
voorzien. Mede gelet op het feit, dat het onderwijs aan de Vijverschool thans
anders is gericht, menen wij, dat het l.h.n.o. als keuze niet in aanmerking komt
C-eheol anders staat het echter met hot l.e.a.o. Aan de Vijverschool wordt roods
gedurende een aantal jaren een met het l.o.a.o. sterk overeenkomende vorm
van ondervijs gegeven en blijkens de aanzienlijke groei van het leerlingontal
in de laatste jaren (hot aantal steeg van 291 in 1962 tot 432 thans) voorziet
dit ondervijs in een grote behoefte. Hot zou dan ook als een ernstig verlies
moeten worden beschouwd, wanneer dit onderwijs niet meer zou kunnen worden gege
ven. Om deze reden menen wij, dat voor de Vijverschool omzetting in een school
voor l.e.a.o. wenselijk is.
Zoals U bekend is, fungeert do Brugschool, hoewel wettelijk onder het v.g.l.o,
gerangschikt, in feite als een opleidingsinstituut voor die kinderen, die
bestemd zijn om eon of andere vorm van v.h.m.o. te gaan volgen. Voor deze func
tie zal na 1 augustus 1968, wanneer aan de scholen voor voortgezet onderwijs
een brugjaar wordt verbonden, geen plaats moer zijn.