- 2 -
In het vorenstaande is reeds melding gemaakt van het overgangsrecht.
In het kort komen de bepalingen van het overgangsrecht hierop neer, dat op de
reeds gevestigde vergunninghouders de bepalingen van de Drankwet St. 1931,
no. 476,van het daarop steunende Drankwetbesluit 1932 en van de krachtens
die v/et door de gemeenteraad vastgestelde verordeningen tot een door de Kroon
te bepalen tijdstip van toepassing blijven .(Naar verluidt zal dit tijdstip
ongeveer 1 g jaar na de inwerkingtreding van de v/et gelegen zijn). Desgevraagd
kan aan een gevestigde vergunninghouder een vergunning ingevolge de nieuv/e
v/et worden verleend. Hij zal er da.n voor moeten zorgdragen, dat hij en zijn
inrichting op 1 januari 1978 aan de bij of krachtens de v/et gestelde eisen
voldoet. Is zulks niet het geval dan vervalt de vergunning.
Voor de houders van een verlof-A geldt eenzelfde regeling met dien verstande,
dat indien door de houder van een verlof-A nu reeds een nieuv/e vergunning
wordt aangevraagd, slechts een vergunning kan v/orden verleend met de beper
king, dat slechts zv/ak-alcoholische drank mag v/orden getapt. Tenslotte zal voc:
het beperkte aantal volledige vergunningen dat thans nog in onze gemeente word
geëxploiteerd op 1 januari 1978 de splitsing van toepassing v/orden, hetgeen
inhoudt, dat de vergunninghouder óf een restaurant of café moet gaan exploi
teren óf een slijterij.
De Drank- en Horecav/et geeft in een aantal artikelen de bevoegdheid aan
en stolt in enkele gevallen do verplichting voor_do gemeenteraad een verorden!
vast te stellen terzake van de in die artikelen aangegeven onderwerpen.
In twee gevallen is de gemeenteraad verplicht nadere regelen te stellen.
Ingevolge artikel 22, zesde lid, van de wet is de gemeenteraad verplicht
regelen te stellen betreffende het instellen van beroep door de betrokkene
tegen een besluit van de Burgemeester tot weigering of intrekking van een
toestemming tot het geven van gelegenheid tot dansen in een inrichting.Wij
komen hieronder bij de behandeling van de ontwerp-verordening hierop terug.
Ingevolge artikel 24 van de v/et stelt de gemeenteraad een verordening inzake
het heffen van een jaarlijkse belasting op de uitoefening van een horeca
bedrijf of een slijterij vast. In Uw vergadering van 7 augustus j.l. is oen
dergelijk verordening reeds vastgesteld.
Naast de door de gemeenteraad verplicht vast te stellen regelen, kan
zoals hierboven reeds gesteld, de gemeenteraad t.a.v. een aantal onderv/erpen
nadere regelen stellen.
Door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is een model-Drank- en
Horecaverordening ontworpen. Hierin zijn al de mogelijkheden, die de wet aan
de gemeenteraad geeft, - voorzien van een toelichting - opgenomen.
Wij hebben alvorens U een voorstel te doen over het vaststellen van een Dramt
en Horecaverordening,(mede gelet op de samenhang van de in een dergelijke ver
ordening te regelen materie met hetgeen in oen A.P.V. pleegt te worden geregeld
advies over deze aangelegenheid gevraagd aan de door de gemeenteraad ingestelde
commissie ad hoe voor de Algemene Politieverordening.De commissie ad hoe heeft
bij haar werk de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ontworpen model
verordening onder meer als uitgangspunt gebruikt. Genoemde commissie heeft ons
college bij brief van 9 november 1967 een ontwerp—verordening toegezonden. In
de zoeven aangehaalde brief motiveert de commissie uitvoerig, waarom omtrent
bepaalde onderwerpen wel bepalingen in de ontwerp-verordening zijn opgenomen
en waarom in andere gevallen niet .Kortheidshalve mogen v/ij IT naar de brief
van de commissie ad hoe, waarvan U hierbij een afschrift aantreft, verwijzen.
Op bepaalde punten v/ijkt het standpunt van een der leden van bedoelde commissie
af van dat van de meerderheid.Daarom heeft dat lid ons zijn minderheidsstand
punt meegedeeld bij brief van 10 november 1967. Ook van deze minderheidsnota
gaat hierbij een afschrift. Het door de commissie samengestelde ontwerp heb
ban wij voor II tor inzage gelogd.
In grote lijnen kunnen wij ons met de door de commissie ad hoe aangeboden
ontwerp-verordening verenigen. Ton aanzien van enkele punten zijn wij ovenwei
eon andere mening toegedaan.
artikel 3.1.
liet betrekking tot de in de ontwerp-verordening, zoals die is aangeboden
door de commissie ad hoe, opgenomen bepaling inzake de beperking van de ver
strekking van sterke drank en alcoholhoudende drank, merken wij op, dat het
- 3 -
naar het ons voorkomt juister is slechts een beperking op te nemen over do
beperking van de verstrekking van sterke drank. Indien de bepaling, zoals dio
door do commissie ad hoc is voorgesteld in de verordening wordt opgenomen,
betekent zulks, dat hot voortaan verboden zal zijn ook dranken als bior en wijn
tc tappen in jeugdgebouv/on etc. en gebouwen, die in gebruik zijn bij een sport
organisatie e.d. Wij menen dat een dergelijke bepaling oen te ver gaande
strekking heeft, temeer omdat in eon aantal jeugdgebouwon en gebouwen van sport
organisaties thans reeds een verlof-A geldtOverigens zullen uitwassen in de
praktijk naar onze overtuiging worden beteugeld door de eisen, die de wet ste-t
aan de vergunninghouders en de inrichtingen.Wij hebben nog gelegenheid gohad over
ons standpunt ten deze overleg te plegen met de commissie ad hoe. Genoemde
eommissio kan met de door ons voorgestelde regeling op dit punt instemmen.
Artikol 4.1.
De commissie adviseert t.a.v. de regeling van hot dienst laten doen van
vrouwelijk personeel een bepaling op te nemen, waarin dat dienst laten doen
na 22.00 uur aan een vergunning van de Burgemeester wordt gebonden. Momenteel
bestaat een regeling, waarbij hiervoor integraal een vergunning van de Burge
meester nodig is. Wij menen, dat mede gelet op het op do praktijk gebaseerde
standpunt van de Commissaris van Politie, dat de huidige regeling niet gemist
kan v/orden, voorshands nog deze regeling dient te v/orden gehandhaafd. Momenteel
is het zo, dat er van de bestaande regeling o.i. een preventieve werking uitgaat.
De vrees blijft gewettigd, dat er, indien niet het systeem van een integrale
toestemming wordt gehandhaafd, op dit punt minder gewenste toestanden zullen ont
staan. Terzake mogen wij U verwijzen naar het door eon lid van do commissie
ad hoe uitgebrachte minderheidsadvies.
Artikel 11.2.
Een ander punt van de door de commissie ad hoo aangeboden ontwerp-verorde
ning, dat wij gaarne iets anders zagen geregeld, betreft de samenstelling van de
■commissie van advies inzake de beroepschriften. Artikel 11.2 van de ontwerp
verordening bepaalt o.m., dat de commissie uit haar midden een voorzitter aan
wijst. Gezien de werkzaamheden, die deze commissie zal hebben te verrichten,
achten v/ij het van belang dat de voorzitter bekend is mot en ervaring hooft
in do gebruikelijke' gang van zaken bij gerechtelijke procedures o.d.
Wij menen dan ook, dat aan de voorzitter de eis moet worden gesteld, dat hij do
hoedanigheid van Meester in de Rechten bezit. Wij hechten er aan een en ander
in de verordening vast te loggen, zodat oen deskundige behandeling van do
borocpsohrifton gewaarborgd is.
Bij vele instanties, die belast zijn met administratieve rechtspraak of
administratief beroep, waarbij niet-juristen zijn ingeschakeld, is in do
regeling waarop deze collogos gegrond zijn, de eis gestold, dat de voorzitter de
hoedanigheid van Meester in de Rechten bezit. Als voorbeelden noemen wij do
Pachtkamersde Ambtenarengerechten on do Raden van Beroep.
Ingevolge do Drank- on Horeoav/et moeten, alvorens tot de vaststelling van
oon verordening als de onderhavige wordt overgegaan, de Provinciale Raad voor
do Volksgezondheid en de Kamer van Koophandel en Fabrieken worden gehoord. Ter
voldoening aan deze bepaling hebben wij de ontwerp-verordening toegezonden aan
bedoelde instanties.
Bij brief van 1 december 1967 - waarvan een afschrift hierbij gaat -
hooft do Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Friesland ons medegedeeld over
do toegezonden ontwerp-verordening enkele opmerkingen te hebben.
In de eerste plaats acht de Kamer het gewenst ondor do werking van artikol
3.1 eerste lid, van do ontwerp-verordening (beperking verstrekking sterke drank)
inrichtingen, gelegen op een kampeer- of caravanterroin, en verenigingsgebouwen
en cantines te brengen.In do tweede plaats meent de Kamer van Koophandel, dat
do werking van artikel 3.1 j tweede lid, (beperking verstrekking alcoholhoudende
dranken) ook "inrichtingen, waarvan oon onderdeel in gebruik is als wachtruimte
voor passagiers van oon openbaar vervoerbedrijf", moeten worden gebracht.