Subsidieregeling jeugdsport voor 1967.
1. Het subsidie ten behoeve van de jeugdsport bedraagt voor 19673
A. voor elke vereniging met:
0 - 50 jeugdleden f. 40.
51 - 150 jeugdleden f. 60.
151 - 500 jeugdleden f. 80.
boven 500 jeugdleden f.100.
B. voor elk jeugdlid f. 130
Het totale per vereniging berekende subsidie wordt naar boven afgerond
op een hele gulden.
2. Voor jeugdsportsubsidie komen in aanmerking jeugdleden in de leeftijd
van 6 t/u 17 jaar,, ongeacht of voor hen bondscontributie verschuldigd
is
5. Om voor subsidie in aanmerking te komen, moeten de verenigingen aange
sloten zijn bij een landelijke of regionale sportbond.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de Raad der gemeente Leeuwarden van
Voorzitter.
Secretaris.
Wijziging Verordening subsidiëring godsdienstonderwijs openbare lagere
scholen.
Bijlage no. 122. Leeuwarden, 28 februari 1968.
Aan de Gemeenteraad.
Eén der subsidiekwestieswelke in de aanbiedingsbrief bij de
gemeentebegroting voor 1968 nog niet kon worden behandeld, ip die
voor het godsdienstonderwijs op de openbare scholen voor lager onderwijs.
Bij de op 29 januari 1964 door U vastgestelde Verordening cp de
subsidiëring van de kosten van het godsdien stonderwijs op de openbare
scholen voor lager onderwijs in de gemeente Leeuwarden, waaraan terug
werkende kracht werd verleend tot 1 januari 19^3, werd het subsidiebedrag
bepaald op 100,--per wekelijks lesuur per jaar. Ingaande 1966 werd dit
bedrag met 40 c/o verhoogd op grond van de sedertdien opgetreden kosten
stijgingen en vastgesteld op 140,--. Inmiddels zijn de salarissen tot
en met 1967 opnieuw met ongeveer 9 c/~> gestegen, zodat een stijging uit dien
hoofde het bedrag reeds op 153,sou brengen.
Het Interkerkelijk Overleg in Schoolzaken (i.K.O.S.) heeft een aan
merkelijk hoger subsidie gevraagd, waarbij het verwijst naar hetgeen in
enkele andere gemeenten gebeurt en naar de voor U ter inzage liggende
begrotingen voor 1967 en 1968. Uit die voor 1963 blijkt een tekort van
48.865,--. Bij dit laatste bedrag is echter nog geen rekening gehouden
met de hierbovengenoemde subsidieverhoging, verband houdende met de
procentuele salarisstijgingen. Het in de overgelegde begroting geraamde
subsidiebedrag van 8.000,-- mag dan ook bij een uren-aantal van 80
per week gesteld worden op 11.200,--, waardoor het tekort 3-200,
lager zal zijn en rond 45-600,-- zal belopen.
Gebleken is, dat verschillende gemeentebesturen voor het godsdienst
onderwijs een noger subsidie geven en veelal ook een andere berekenings
grondslag hanteren, net name een koppeling aan een schaalbedrag van de
salarisregeling voor vakleerkrachten bij het lager onderwijs.
Een dergelijke regeling is aantrekkelijk, omdat de salarissen van de
vakleerkrachten gebaseerd zijn op een bedrag per uur en telkens aangepast
v/orden aan de salarisverhogingen in het algemeen. Deze koppeling houdt
derhalve in, dat het subsidie automatisch stijgt met de salarisverhogingen.
Het I.K.O.S. weet dan bovendien steeds waar het aan toe is.
Wanneer tot dit systeem wordt overgegaan, moet worden uitgemaakt bij
welk schaalbedrag aansluiting sou kunnen worden gezocht en op welke wijze
zulks dient te geschieden.
Wij zijn van oordeel, dat de groep vakleerkrachten met middelbare
bevoegdheid voor de vreemde talen, wiskunde, enz. een goede aansluiting
geeft voor de met het geven van godsdienstonderwijs belaste functionarissen
(predikanten, catecheten, e.d.) en dat een gemiddelde salarisanciënniteit
(10 dienstjaren) een reële basis mag worden geacht. Een juiste berekening
van die anciënniteit sou in de praktijk niet gemakkelijk zijn en gezien het
karakter van het subsidh is ze ook niet nodig.
Het is voorts nimmer de bedoeling geweest en zulks dient o.i. ook
thans niet het geval te zijn, dat de kosten van het godsdienstonderwijs
integraal door de gemeente worden vergoed. Wanneer uitgegaan wordt van een
subsidie van 60 van het zo juist bedoelde schaalbedrag, betekent dit een
subsidie van 60 van 503,-- of afgerond 302,— per lesuur.
Dat is nagenoeg het dubbele van het op basis van de opgetreden salaris
stijgingen berekende bedrag van 153,--. Wij merken hierbij-vellicht ten
oveivloede - op, dat bij dit systeem alleen 60 9 subsidie wordt gegeven inde
bruto salarissen. Sociale lasten zijn daarin niet begrepen. Gelet op het
nog ten laste van het I.K.O.S. blijvende bedrag, achten wij optrekking van
het subsidie tot het zo juist genoemde bedrag van 302,verantwoord en
ook Wil ijk.