I
ÉiÉ
i
Subsidie voor het jeugdwerk
Bijlage no. 123 Leeuwarden, 28 februari 1968.
Aan de Gemeenteraad.
Sedert 1963 verleent de Gemeente een subsidie ten behoeve van het jeugd
werk tot een totaal bedrag van 6.000,-- per jaar. Bij Uw besluit van 18 mei
1966 hebt U voor de jaren 1963 t/m 1966 een regeling vastgesteld ter verdeling
van dit bedrag over de diverse jeugdverenigingen. Deze regeling kende als sub
sidiegrondslagen het aantal leden en de contributie-opbrengst. Zij was als
voorlopig bedoeld. Voor de toekomst hebben wij U een voorstel in uitzicht ge
steld voor een definitieve en meer verfijnde regeling. Daarbij stond ons een
uitbreiding van het aantal subsidiegrondslagen voor ogen. Deze uitbreiding van
de grondslagen -te zoeken in de kostenfactoren der verenigingen- leek ons aan
trekkelijk teneinde een zo billijk en rechtvaardig mogelijke verdeling te
krijgen.
Het is echter buitengewoon moeilijk gebleken een regeling te ontwerpen die
enigermate bevredigt. Bij de jeugdverenigingen zien we een grote verscheiden
heid van activiteiten, die op - zeer verschillende wijzen worden georgani
seerd, geleid en gefinancierd. Het is daarom bijna niet mogelijk de bij de
onderscheidene verenigingen te maken kosten onder een aantal gelijke noemers
te brengen. Dientengevolge is het ook niet goed mogelijk naast de in de voor
lopige regeling gehanteerde grondslagen nog andere aan te wijzen, die op rede
lijke wijze kunnen worden toegepast. Spelen bij de ene vereniging uitgaven van
een bepaalde soort een grote rol, bij een andere vereniging ligt het zwaarte
punt bij een andere kostensoort en bij een derde is de situatie weer geheel
anders. Deze omstandigheden zouden er toe moeten leiden -zulks in verband met
de te betrachten billijkheid- dat vele kostensoorten in de subsidiegro.ndslagen
moeten worden opgenomen. Het gevolg is, dat eigenlijk het gehele kostenbudget
zou moeten meetellen. Nu wordt de omvang van een verenigingsbudget bepaald
door de beschikbare middelen, i.e. in hoofdzaak de contributie-opbrengst. Aan
gezien deze al een der subsidiegrondslagen is, heeft het o.i. geen zin het
kostenbudget ook in aanmerking te nemen bij de verdeling van een vast bedrag.
Aangezien wij het op peil brengen/houden van het jeugdwerk van groot be
lang achten, menen wij dat het ter stimulering van een goede kadervorming
wenselijk is, de kosten die daaraan worden besteed onder de subsidiegrondsla
gen op te nemen. Uitgaande van het voor 1967 beschikbare bedrag van 6.000,--
zouden dan de volgende verdelingsgrondslagen kunnen worden vastgesteld voor de
verenigingen die een subsidieverzoek hebben ingediend en de gevraagde gegevens
hebben verstrekt:
a. 1-- per lid,
b. 10yb van de contributie-opbrengst,
c. 5van de kosten van kadervorming.
Op deze basis resulteert een verdeling, als aangegeven op het ter inzage
gelegde overzicht. Een resterend bedrag van 231,zou o.i. kunnen worden
bestemd voor de overkoepelende organisatie, de Sectie Jeugd van de Leeuwarder
Gemeenschap
V/ij zouden voor 1968 dezelfde normen willen handhaven. Voor 1967 ziju ze
totstand gekomen aan de hand van bekende gegevens. Dit zijn enerzijds het tota-
j.e beschikbare bedrag van 6.000,-- en anderzijds de ontvangen opgaven inzake
Ie aanballen leden, de contributie-opbrengsten en de kosten van kadervorming.
Voor 1968 zijn de gegevens inzake ledenaantallen, contributie-opbrengsten en
kosten van kadervorming uiteraard nog niet bekend. Wanneer de tarieven die nu
voor 1967 worden vastgesteld, ook voor 1968 van toepassing worden verklaard,
kan dit tot gevolg hebben, dat het in de begroting voor 1968 geraamde bedrag
van 6.000,-- niet voldoende zal blijken te zijn. Deze mogelijkheid is te
groter, omdat voor 1967 wellicht niet alle in aanmerking komende jeugdvereni
gingen een subsidieverzoek hebben ingediend. Zo nodig zullen wij U dus te