- 2 -
5» het risico voor en het onderhoud van het gekochte en alle
daarvan geheven wordende en nog te heffen lasten en belastingen
komen vanaf de levering voor rekening van de koper;
6. de gemeente Leeuwarden is tot geen andere vrijwaring gehouden
dan tot die wegens ui tv/inning;
7. partijen doen afstand van hot recht tot het vragen van ontbinding
als bedoeld in de artikelen 1302 cn 1303 van het Burgerlijk
Wetboek.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Wijziging Bezoldigingsverordening 1 960
Bijlage n». 173- Leeuwarden, 10 april 1968.
Aan de Gemeenteraad.
Bij Uw besluit van 29 januari 1968, no. 1290, heeft U ons gemachtigd de
salarissen van het daarvoor in aanmerking komend gemeentepersoneel gerekend
met ingang van 1 januari 1968 bij wijze van voorschot te berekenen en uit te
betalen met overeenkomstige toepassing van de per 1 januari 1968 voor het
burgerlijk rijkspersoneel getroffen salarisvoorzieningen, zoals die ter ken
nis van de gemeentebesturen zijn gebracht bij circulaire van de Staatssecre
taris van Binnenlandse Zaken van 21 december 1967nr. AB67/U2703. Wij hebben
thans een ontwerp opgesteld van een besluit tot wijziging van de Bezoldigings
verordening i960 overeenkomstig genoemde rijksrichtlijnen. De overwegingen,
welke ons hiertoe hebben geleid, hebben wij U reeds uitvoerig medegedeeld in
ons voorstel van 24 januari 1968bijlage no. 61.
De bezoldigingsmaatregelen, welke de Regering met ingang van 1 januari
1968 ten aanzien van het Rijkspersoneel heeft getroffen en die in bijgaand
ontwerp-besluit tot wijziging van de Bezoldigingsverordening 196O voor het
gemeentepersoneel op overeenkomstige wijze zijn verwerkt,houden in hoofdzaak
het volgende in;
a. verwerking van de over het jaar 1967 gebleken achterstand in de per 1 ja
nuari 1967 voor het overheidspersoneel tot stand gebrachte salarisverho
ging ten opzichte van de gemiddelde loonsverhoging voor het personeel in
het particuliere bedrijfsleven, zijnde een verhoging van de salarissen
met 1,6 io',
b. verhoging van de salarissen, in het kader van het geldende bezoldigings-
beleid (het zogenaamde trendbeleid) met 2 fo;
c. optrekking van het minimum-loon voor 24-jarigen en ouder tot f 567,70 per
maand.
Ten aanzien van punt c wijzen wij U erop, dat de Staatssecretaris van
Binnenlandse Zaken ons bij circulaire van 13 februari 1968 mededeling heeft ge
daan van' het voornemen om het minimum-loon voor het burgerlijk rijkspersoneel
per 1 januari 1968 vast te stellen op f.567,70 pe^ maand. Wij achten vaststel
ling van eenzelfde voorziening voor het gemeente-personeel vcor de hand liggend.
Met betrekking tot punt b merken wij nog op, dat op 29 maart jl. in het
Rijksoverleg met alle centrales van overheidspersoneel overeenstemming is be
reikt over de toekenning van een tweede trendvoorschot in de vorm van een sa
larisverhoging per 1 mei 1968 van 1-g- rfo en van een uitkering ineens over het
tijdvak 1 januari tot 1 mei 1968 van 6 rfo van het maandsalaris. Voorts is met
de meerderheid van de centrales overeenstemming bereikt over het leggen van
een zgn. vloer in de vakantie-uitkering. De besluiten, welke nodig zijn om
overeenkomstige voorzieningen voor het personeel van onze gemeente tot stand
te brengen, zullen wij U zo spoedig mogelijk voorleggen.
Onder mededeling dat de plaatselijke commissie voor Georganiseerd Over
leg zich met de thans voorgestelde wijzigingen van de Bezoldigingsverordening
196O heeft verenigd, stellen wij U voor te besluiten overeenkomstig het
eerderbedoelde ontwerp-besluit.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.S.BrandsmaBurgemeester.
de Jong, oecretaris.