Mochten deze processen ten nadele van de gemeenten uitvallen, dan is het niet
nodig de verordening aan te passen. Dan is immers uitgemaakt, dat de rijles-
wetgever heeft bepaald, dat geen bouwleges verschuldigd zijn. Hiervoor is
dan voor de gemeente geen taak meer. De toepassing van de nieuwe legesver-
ordoning t.a.v. de woningwetbouw (w'aarvoor thans te Leeuwo.rden on grond van
een gemeentelijke vrijstellingebepaling geen leges geheven worden) zal zo
lang do rechter geen uitspraak heeft gedaan soepel (b.v. door voorlopig uit
stel van betaling) moeten worden gehanteerd.
Artikel 21Ingevolge artikel 15 van de bestaande verordening bedragen de
leges voor een vergunning van de Hinderwet f.10,ongeacht het karakter
van de inrichting, waarvoor de vergunning wordt afgegeven. Wij zijn van
mening, dat het karakter van de inrichting en de daaruit voortvloeiende ge
meentelijk e benoeiïngen mede bepalend moeten zijn voor de legesheffing ter
zake. Om dit te bewerkstelligen kan voor een groot deel van de inrichtingen,
genoemd in artikel 1 van het Hinderbesluiteen vast bedrag worden geheven,
het z.g. basisbedrag. Voor de overige inrichtingen kan, met een verwijzing
naar het Hinderbesluit en rekening houdende met de daaraan verbonden ambte
lijke werkzaamhedeneen veelvoud van het basisbedrag worden geheven. Een
vast basisbedrag van f.12,50 achten wij aanvaardbaar. De overige heffingen
in het voorgestelde artikel 21 zijn van het genoemde basisbedrag afgeleid.
Artikel 22Op grond van het bepaalde in de Jachtwet mogen de gemeentelijke
leges niet meer bedragen dan thans reeds ingevolge artikel 16 van de be
staande verordening worden geheven.
De meeste overige bepalingen zijn voornamelijk van redactionele aard
en behoeven naar onze mening geen nadere toelichting. In de begroting voor
het dienstjaar 1968 is reeds met de verhoging van de leges rekening gehouden.
Wij stellen IJ voor te besluiten overeenkomstig het hierbij gevoegde
ontwerp. Het advies van de Financiële Commissie zal voor U ter inzage worden
gelegd
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.S. Brandsma Burgemeester.
de Jong Secretaris.
No. 12526.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 31 juli
1968 (bijlage no.309);
BESLUIT
vast te stellen de volgende
Verordening op de heffing en
invordering vs„n leges.
Aard van de heffing.
Artikel 1
Voor het door of vanwege de gemeente verlenen van administratieve
diensten, omschreven in deze verordening, worden, onder de naam van
"leges", rechten geheven.
Belastingplicht
Artikel 2.
1. De leges zijn verschuldigd door degene, op wiens verzoek of e„anvrage
dan wel ten behoeve van wie een in deze verordening omschreven ad
ministratieve dienst wordt verleend.
2. Indien op grond van het bepaalde in het eerste lid meer dan één be
lastingplichtige ten opzichte van een verleende dienst valt aan te
wijzen en dén van dezen het verschuldigde bedrag voldoet, zijn do
andere belastingplichtigen van de belastingschuld bevrijd.
BEDRAG DER BELASTING
Geschreven en gedrukte stukken, afschriften, uittreksels, fotokopieën,
en dergelijke.
De leges bed
Ion van de
gemeente d
Artikel 3-
gen voor het afgeven va.n andere dan in de volgende artike
e verordening of in een andere belastingverordening va.n deze
n vol in andere rechtsregels afzonderlijk genoemde:
geschreven of getypte stukken, gedrukte of gecyclostyleerde stukken,
welke gedeeltelijk geschreven of getypt zijn,
stukken, per bladzijde of gedeelte daarvan:
op formaat A4 of groter formaat
op kleiner formaat dan A4
gedrukte stukken of gecyclostyleerde stukken
bladzijden, een gedeelte van oen vel voor
op formaat A4 of groter formaat
op kleiner formas„t dan A4
j
een
en fotokopieën van
f.1,—
f.o,75
per stuk van twee
geheel vel gerekend:
f
f
0,75
0,50
- 4 -
I11 de huidige verordening is in artikel 21 oen tarief voor lijkschouwingen op
genomen. Dit tarief geldt voor het verrichten van een lijkschouwing door de
gemeentelijke lijkschouwerongeacht of het geschouwde lijk zal worden ge
cremeerd of begraven. In feite treedt tot nu toe de gemeentelijke lijk
schouwer -buiten schouwingen in het belang van de openbare orde- vrijwel
alleen op als het de bedoeling is het lijk te cremeren. Het aantal crematies
en daardoor hot aantal lijkschouwingen neemt voortdurend toe. Aangezien op
grond van oen wettelijk voorschrift bij crematie lijkschouwing verplicht
is gesteld en bij begraven niet, wordt de heffing van een tarief bij crematie
door de voorstanders daarvan als discriminerend gevoeld. Door het laten
vervallen van het tarief, genoemd in het huidige artikel 21, wordt recht
gedaan aan de opvatting, dat er volkomen gelijkstelling van crematie en be
graving dient te bestaan.