FINANCIËLE BETREKKINGEN TUSSEN RIJK EN GEMEENTE Eli VER'RUIrilITG
GEFiEENTEL IJ K BE LA S T Ï1IGGEBIED.
Financiële Verhoudingswet 1960
De ramingen van de uitkeringen uit het Gemeentefonds voor 19^9
voor zover "betreft de onderwijs-uitkeringen, worden mode be
paald door de inwerkingtreding op 1 augustus 1968 van do Vet
op het voortgezet onderwijs.
In verband met het inwerk ng treden van die wet zijn de 1
openbare scholen voor v.g.l.o. en u.l.o. omgezet in reap,
een scholengemeenschap voor 1a.v.o.-1ea.o. en in scholen
voor m.a.v.o. De'dekking van de materiële lasten zal niet
meer geschieden via uitkeringen uit het Gemeentefonds doch
door middel van rechtstreekse uitkeringen uit 1s Rijks Kas.
De desbetreffende uitvoeringsvoorschriften zijn nog niet
verschenen.
Ingaande 1 januari 196,° heeft de gemeente over hot alge
meen geen financiële bemoeienis meer met het bijzonder v.g.l.o
dat is omgezet in l.a.v.o. en l.e.a.o., en het bijzonder u.l.o
dat is omgezet in m.a.v.o.
Op de overige financiële consequenties van de invoering
van de Vet op het Voortgezet onderwijs komen wij terug onder
het hoofd Doeluitkeringen, onderdeel E (Voortgezet onderwijs).
Zie blz. 15 van deze bijlage.
Eén en ander betekent, dat de voor 19^9 geraamde onder
wij suitkeringon uit het Gemeentefonds, voor zover betreft
de kosten van stichting en inrichting van gebouwen, do kosten
van onderhoud, verlichting, verwarming, en schoonhjudon, de
kosten van onderhoud van schoolmeubelen, leermiddelen en
overige uitgaven en de kosten van gymnastieklokalen, slechts
betrekking hebben op het openbaar en bijzonder gewoon lager
onderwijs en buitengewoon onderwijs.
Uitkering nijverheidsonderwijs (art. 18 FinanciëleVorhoudings
wet 1960)
Deze was voor de gemeente al sinds 1962 van geen enkel belang.
Sinds dat jaar rekent het Rijk rechtstreeks met de betreffende
schoolbesturen af.
De desbetreffende administratieve posten zijn nu ook vervallen
Uitkering basisondcrwijs (g.l.o.)
Kosten stichting en inrichting van gebouwen (art. 51 2e lid,
sub a. van de Financiële- Verhoudingswet 1960)
De voorlopige normbedragen per verplichte onderwij zer over
1968 en 1969 luiden als volgt: