Bijlage 2 (vervolg)
-7_
Uitkeringspercentage (artikel 11, 2c lid, Financiële Verhoudingswet i960
Tenslotte worden de uitkomsten van de hiervoor onder de punten 12
en 4 genoemde onderdelen van do algemene uitkering alsmede het grond-
bedrag van de "verfijning probleemgebieden" (sic hierna onder 3) nog
vermenigvuldigd met con jaarlijks door de Minister van Binnenlandse
Zaken in overleg met de Minister van Financiën vast te stollen uitkering
percentage (het onderdeel "sociale zorg" is hiervan dus uitgezonderd)
Dit uitkeringspercentage luidt over de jaren 1960 tot en mot 19&9 als
volgt
1960
102,2
(definitief
1961
102,4
tt
1962
110,3
1!
1963
127,5
It
1964
145,1
f
1965
153,34
tt
1966:
175
(voorlopig)
1967
194
It
1968
200
?t
1969
208
tt
Het uitkeringspex'cento-ge heeft tot doel om do inkomsten uit het
gemeentefonds aan te passen aan het gestegen kostenniveau van de
gemeente. Voor 19^9 is rekening gehouden met 5/J prijsstijging. De
hoogte van de uitkeringen en de voorberekeningen van de behoeften
der gemeenten worden vastgesteld, nadat hierover een advies is
uitgebracht door de Raad voor de Geneente-fina.nciën, in welke
Raad vertegenwoordigers van Rijk, provincies en gemeenten zitting
hebben.
Sen vergelijking van de berekende uitkeringen voor 19^9 net die,
welke volgens de laatstbekende gegevens over de voorgaande jaren
19é0 tot en mot 1968 zijn of worden ontvangen, laien wij thans volgen.