1e. een verzekeringspremie is verschuldigd van ten minste 25,per jaar; 2e. de polis niet tot zekerheid is bezwaard of overgedragen; 5e. de overeenkomst, voor zover het tijdstip van uitkering niet wordt bepaald door het overlijden van de verzekerde, voorziet in een looptijd van ten minste vijf jaren; 4e. de overeenkomst niet uitsluitend een risicoverzekering inhoudt; d. wachtgeld: wachtgeld als bedoeld in de Wachtgeldverordening; e. uitkering: uitkering als bedoeld in artikel 4 van de Uitkeringsver ordening, alsmede een uitkering als bedoeld in artikel 1 van de Uitkeringsverordening functioneel leeftijdsontslag. Hoofdstuk II. Bijzondere spaarrekening. Par. 1Inhouding van spaarbedragen op ambtelijk inkomen met aanspraak op en toekenning van spaarpremie. Artikel 5. 1Op schriftelijk verzoek van de belanghebbende wordt bij de uitbetaling van zijn bezoldiging een op hele guldens afgerond bedrag ingehouden. Dit spaarbedrag bedraagt niet meer dan 42,per maand. 2. De inhouding gaat uiterlijk in bij de uitbetaling van de bezoldiging over de tweede maand volgende op die waarin het verzoek is ingediend. 5. Het spaarbedrag wordt gestort op een door de belanghebbende te zijnen name bij een spaarinstelling geopende bijzondere spaarrekening. 4. Indien een spaarinstelling de bepalingen van deze regeling niet na komt, kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat geen verdere spaarbedragen, als bedoeld in het eerste lid, naar deze spaarinstel ling mogen worden overgemaakt. Artikel 4. 1. Het verzoek, bedoeld in artikel 3> lü 1, dient behoudens het bepaalde in het volgende lid te geschieden door middel van een door burgemeester en wethouders vastgesteld aanmeldingsformulier (model A). Dit verzoek wordt bij burgemeester en wethouders ingediend nadat de belanghebbende met gebruikmaking van hetzelfde formulier de door hem gekozen instel ling heeft verzocht te zijnen name een bijzondere spaarrekening te openen. 2. Degene die reeds een spaarbedrag van zijn bezoldiging liet inhouden op grond van de "Spaarverordening 1965" wordt geacht het schriftelijk verzoek, bedoeld in artikel 3> licL 1, te hebben gedaan, tenzij hij schriftelijk heeft medegedeeld geen inhouding van een spaarbedrag meer te wensen. In voorkomende gevallen wordt het in te houden bedrag ver minderd tot het in artikel 5, lid 1, genoemde maximum. Artikel 5. Wijziging van het bedrag van de inhouding, bedoeld in artikel 3» lid 1beëindiging van de inhouding en verandering van spaarinstelling geschieden op daartoe strekkend verzoek van de belanghebbende door middel van een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier (model B). Aan deze verzoeken, welke slechts eenmaal per kalenderjaar mogen worden ingediend, wordt uiterlijk bij de uitbetaling van de bezoldiging over de tweede maand, volgende op die waarin het desbetreffende verzoek is inge diend, gevolg gegeven. Artikel 6. De belanghebbende heeft de vrije beschikking over de op zijn bijzon dere spaarrekening gestorte bedragen. - 3 - Artikel 7 1. Indien belanghebbende op zijn bijzondere spaarrekening een totaal van bedragen heeft staan, die sinds het einde van het jaar waarin zij op zijn bezoldiging zijn ingehouden ten minste vier jaar op die rekening hebben uitgestaan, dan wel ingevolge artikel 12 moeten worden geacht te hebben uitgestaan, heeft hij ten laste van do ge meente aanspraak op een spaarpremie van 25 van het totaal van die bedragen tot een maximum van 126,een en ander voor zover daarover nog geen spaarpremie is toegekend. 2. Indien belanghebbende, die als gevolg van de omstandigheid dat zijn bezoldiging meer is gaan bedragen dan het in artikel 1, lid 1, be doelde maximum niet langer als belanghebbende kan worden aangemerkt, op 1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin zijn bezoldiging evenbedoeld maximum heeft overschreden nog een bedrag op zijn bijzondere spaarrekening-heeft staan dat ten minste een vol kalenderjaar ononderbroken op die rekening heeft gestaan of inge volge artikel 12 moet worden geacht te hebben gestaan, heeft hij aanspraak op een spaarpremie ten bedrage van zoveel vierden van 25 io van dat bedrag als dat bedrag volle kalenderjaren op die re kening heeft gestaan of ingevolge artikel 12 moet worden geacht te hebben gestaan, een en ander voor zover daarover nog geen spaar premie is toegekend. 3. Indien belanghebbende is ontslagen met recht op wachtgeld of uit kering en hij op de datum van zijn ontslag een tegoed op zijn bijzondere spaarrekening heeft staan waarover nog geen spaarpremie is toegekend, heeft hij - tenzij hij heeft gebruik gemaakt van de hem in artikel 9 toegekende bevoegdheid dan wel binnen twee maanden weer belanghebbende is geworden - aanspraak op een spaarpremie van 25 van dat tegoed. 4. Indien belanghebbende is ontslagen wegens het bereiken van de 65-jarige leeftijd of uit hoofde van zijn ontslag recht heeft op dadelijk ingaand pensioen en hij op de datum van zijn ontslag een tegoed op zijn bijzondere spaarrekening heeft staan dat ten minste één jaar voor de datum van zijn ontslag ononderbroken op die reke ning heeft gestaan of ingevolge artikel 12 geacht moet worden te hebben gestaan, heeft hij aanspraak op een spaarpremie van 25 van dat tegoed. 5. Indien belanghebbende op andere gronden dan bedoeld in de leden 3 en 4 is ontslagen en hij op do datum van zijn ontslag nog een bedrog op zijn bijzondere rekening heeft staan dat ten minste een vol kalenderjaar op die rekening heeft gestaan of ingevolge artikel 12 geacht moet worden te hebben gestaan, heeft hij - tenzij hij binnen twee maanden weer belanghebbende is geworden - aanspraak op een spaarpremie van zoveel vierden van 25 i° van dat bedrog als dat bedrag volle kalenderjaren op die rekening heeft uitgestaan of ingevolge artikel 12 geacht moet worden te hebben gestaan, een en ander voor zover daarover nog geen spaarpremie is toegekend. 6. Indien belanghebbende is overleden en hij op de datum van zijn overlijden een tegoed op zijn bijzondere rekening had staan waar over nog geen spaarpremie is toegekend, hebben zijn rechtverkrij genden aanspraak op een spaarpremie ten bedrage van 25 van dot tegoed. Artikel 8. Indien aanspraak op spaarpremie bestaat op grond van artikel 7 wordt de spaarpremie ambtshalve aan de belanghebbende, gewezen belang hebbende of rechtverkrijgenden van een overleden belanghebbende toe gekend.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1968 | | pagina 394