Antwoord, op vragen 516 t/m 318. AFSCHRIFT Bijlage 8 Aan het College van Burgemeester en Wethouders der gemeente Idaarderadeel te G R 0 W. Yuilstorting onder Leeuwarden, 31 december 1968. Wartena. Adm. 20932-Ro/H 19483-Ro/HWB. Naar aanleiding van Uw brief van 22 november j.l. no. 2784, mogen wij het volgende te Uwer kennis brengen. Onze gemeente heeft sinds 1956 met de fa. Driebergen te Nunspeet oen overeenkomst, waarbij deze firma zich heeft verbonden het rioolslib regel matig af te nemen. Bij het afsluiten van de overeenkomst hebben wij de fa. Driebergen toestemming verleend het rioolslib af te voeren naar en te stor ten op het aan onze gemeente in eigendom toebehorende terrein nabij Warte- na. Deze situatie is tot op heden niet veranderd. De overeenkomst tussen de fa. Driebergen en onze gemeente is tot stand gekomen ruimschoots voordat er sprake was van een verzoek om hinderwetsvergunning voor de onderhavige in richting. Dat de fa. Driebergen met het storten van het rioolslib ook na het ongegrond verklaren van het beroep tegen de weigering van de hinderwetsver gunning in 1960 is doorgegaan, valt te betreuren, maar is wel verklaarbaar. Het ingediende verzoek om hinderwetsvergunning was zo ruim gesteld, dat daaronder alle afvalstoffen, dus ook rioolslib, waren begrepen. De nadruk bij de beoordeling van de aanvraag, zowel in eerste instantie als in beroep, lag, vooral door de aard van de ingediende bezwaren, evenwel geheel op het storten van huisvuil. Nadat het storten van huisvuil ter plaatse was ge staakt, werd het rioolslib op de gebruikelijke manier opgeslagen, zonder dat er bij stilgestaan is, dat opslag van dit slib alleen eveneens onder de werking van de Hinderwet viel en derhalve een onderdeel van het verzoek om vergunning had gevormd. Het spijt ons, dat de fa. Driebergen hieraan niet heeft gedacht en wij willen gaarne erkennen, dat ons dat ook ontgaan is. Mede omdat er al die jaren noch van particuliere zijde noch van de zijde van Uw college klachten zijn geuit of opmerkingen zijn gemaakt is te ver klaren, dat het storten van rioolslib door de fa. Driebergen zonder onder breking is voortgezet. Uit de omstandigheid dat er al die jaren geen klachten zijn geuit moet worden afgeleid, dat van hinder geen sprake is. In dit verband willen wij niet nalaten op te merken, dat naar ons ge voelen in de onderhavige zaak geen recht is gedaan aan de bedoeling van artikel 28 van de Hinderwet. Het is beslist niet de bedoeling van dit artikel om tegen inrichtingen, waarvan blijkt dat zij zonder vergunning in werking zijn, direct met het dwangmiddel van sluiting op te treden, behoudens natuur lijk in gevallen dat er sprake is van levensgevaar of onduldbare hinder (vgi. "De Hinderwet" van Mr. C.J. Nierstrasz).

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1969 | | pagina 229