t*mam&m p i am 1
- 13 -
Bijlage 5 (vervolg).
Het schijnt ons hier de aangewezen plaats om op deze kwestie
terug te komen.
De voorlopige rijksbijdragerogoling voor dienstencentra bejaarden
kent twee mogelijkheden van subsidiëring, n.l.s
a. De normale regeling (steunend op artikel 8)de rijksbijdrage be
draagt de helft van het door de Gemeente verstrekte subsidie,
maar ten hoogste 16.000,-- per aan het dienstencentrum verbonden
functionaris
Bij de vaststelling van de rijksbijdrage wordt met ten hoogste
twee functionarissen rekening gehouden.
De maximale rijksbijdrage is in dit geval derhalve 2 16.000,--
32.000,--.
b. De regeling ex artikel 9« de rijksbijdrage bedraagt de helft van
het door de Gemeente verstrekte subsidie tot ten hoogste 45"Jo der
werkelijke uitgaven genoemd in artikel 11.
Bij deze regeling kan de rijksbijdrage oplopen tot een belang
rijk hoger bedrag dan 32.000,Aan toepassing van artikel 9 zijn
echter (uiteraard) naast de algemene ook bij a, geldende voorwaarden,
die onder meer betrekking hebben op vereiste deskundigheid van de
functionarissen en do verplichting te streven naar inschakeling van
vrijwilligers, een aantal bijzondere voorwaarden verbonden. Deze
hebben o.a. betrekking op het verplicht stellen van vooraf verkregen
toestemming voor de aanstelling van personeel, waarvan de salarissen
gebonden zijn aan bepaalde maxima, toepassing van bepaalde (overigens
normaal gebruikelijke) afschrijvingstermijnen bij investeringen, etc.
Daarnaast zijn een aantal uitgaven genoemd die niet subsidiabel
zijn.
De vanuit de Raad naar voren gebrachte bezwaren richtten zich
voornamelijk op het volgende:
a. de vrijheid van het particulier initiatief komt door de strenge
beperkingen te zeer in het gedrang en
b. de gemeenten worden door het Rijk gedwongen tot zeer intensieve
controle, die veel tijd en geld kost.
Het is inderdaad onweerlegbaar, dat de gesubsidieerde instel
lingen bij toepassing van artikel 8 meer vrijheid van handelen wordt
gelaten dan bij het hanteren van do regeling ex artikel 9 van de
rijksbijdrageregeling* Daar staat echter tegenover, dat zij in het
eerste geval in het algemeen een veel lager subsidie krijgen en dan
zelf het ontstane tekort moeten dekken. Het is daarom niet zo ver
wonderlijk, dat het bestuur van het Dienstencentrum aan de Willem
Sprengcrstraat heeft gekozen voor de regeling ex artikel 9 en aan
het Gemeentebestuur heeft verzocht tc subsidiëren overeenkomstig de
in dit artikel neergelegde regeling. Bij toepassing van de normale
regeling zou 64.000,-- subsidie worden ontvangen, terwijl bij
toepassing van artikel 9 kan worden gerekend op 92-400,--, waarmee
zonder eigen inbreng een sluitende exploitatie wordt verkregen.
Op zichzelf voelen wij niet veel voor subsidieregelingen, die
de gesubsidiëerden geheel ontlasten van een eigen financiële inbreng,
omdat deze eigen inbreng in het algemeen do beste waarborg is voor
een doelmatig beheer en een natuurlijke rem is op _te_ vergaande
uitzetting van hot budget. Ontbreekt deze waarborg, dan is de subsi
diërende instantie wel genoodzaakt scherpere voorwaarden te stollen,
o.a. in zake binding aan een bepaald budget (hetgeen inhoudt hot
verplicht stellen van het vragen van toestemming voor het treffen
van kostenverhogende maatregelen), uitgebreider controle, etc.