2 -
Omtrent de door reclamanten geuite wens om, ter vergroting van hun ach
tererven, een strook grond aan de zuidzijde van deze erven te mogen kopen,
merken wij op, dat hieraan naar onze mening niet dient in worden voldaan.
Hierdoor zou n.l. bij de geprojecteerde eengezinshuizen, mede in verband met
de bezonning, geen voldoende achtererf aanwezig blijven,
De bezwaren van de onder 2 genoemde reclamanten richten zich tegen de
bestemming "volkstuinen" van de achter hun percelen Brédyk 47 en 49 gelegen
gronden. In een vorig uitbreidingsplan, zo schrijven reclamanten, was de
bestemming van de grond, gelegen tussen Brédyk en Wergeasterdyk bestemd voor
bedrijfsgrond, n.l. tuinbouwgebied.
Omtrent deze bezwaren merken wij op, dat bedoelde grond in het vigerende
bestemmingsplan "Tuinbouwcentrum Goutum"vastgesteld bij Uw besluit van
18 april 1963? is bestemd voor tuinbouw, kwekerij, enz. Op deze grond mogen
uitsluitend kassen en broeibakken (zgn. platglas) worden gebouwd. Dit plan
laat derhalve evenmin de uitbreiding van hun bedrijven )p deze gronden toe.
Tegen het plan zijn destijds geen bezwaren ingediend.
Niettemin hebben wij met toepassing van artikel 3 -ran de Woningwet 1'901
(het zgn. kassenartikel) een tijdelijke vergunning verleend voor de bouw van
een loods door,"Noord" N.V. achter haar perceel Brédyk 49. Om handhaving van
dit bedrijf ter plaatse mogelijk te maken is aan de betreffende grond in het
ontwerp-plan de bestemming "bedrijven en bedrijfsgebied" gegeven, evenals aan
het overige, oostelijke .deel vanhet aan deze reclamant in eigendom toebeho
rende kadastrale perceel, gemeente Huizum, sectie F, nr 40? (in blauw aange
geven op de voor U bij de overige stukken ter inzage gelegde tekening). Het
achter het pand Brédyk 47 gelegen perceel, kadastraal bekend gemeente Huizum,
sectie P, nr. 147» gedeeltelijk (in groen op de tekening aangegeven)in ei
gendom toebehorende aan reclamant A. Wielinga van de Noord Ned. Caravan Cen
trale heeft eveneens deze bestemming. Deze percelen mogen ingevolge het ont
werp-plan voor 7.0/& worden bebouwd. Een eventuele uitbreiding van de bedrijven
van reclamanten kan - zij het in bescheiden mate - op bovenbedoelde terreinen
nog worden verwezenlijkt. Wij zijn van mening, dat aldus terdege rekening is
gehouden met de belangen van adressanten. Wij zijn daarbij gegaan tot het ma
ximum van wat stedebouwkundig verantwoord is. Het is naar onze mening onaan
vaardbaar terzake nog verder te gaan. Wanneer de onderhavige bedrijven zó ex
pansief zijn, dat de nu voor bedrijven aangewezen gronden onvoldoende moge
lijkheden bieden, zullen zij naar onze mening hun plaa-ts moeten vinden op een
industrieterrein. Hiertoe zijn in de gemeente voldoende mogelijkheden aanwe
zig.
De stelling van reclamanten, dat aan het plan in zijn geheel het karak
ter is gegeven van agrarische gemeenschap, is onjuist. In dit verband mogen
wij verwijzen naar de toelichting op het plan.
Wij zijn derhalve van mening, dat de bezwaren van deze reclamanten on
gegrond dienen te worden verklaard.
De heer K. Smidt te Warga, eigenaar van de kadastrale percelen, gemeente
Huizum, sectie P, no's 466 en 467» maakt bezwaar tegen de onteigening van deze
percelen, omdat hierdoor de mogelijkheid vervalt op deze percelen zelf een
woning te bouwen en omdat een uitbreiding van het bestaande kerkhof op een
deel van zijn percelen is geprojecteerd.
Omtrent dit bezwaarschrift merken wij op, dat het pla.i niet de onteige
ning van eigendommen beoogt, doch enkel het geven van best ommingen aan gron
den. Pormeel heeft het onderhavige bezwaarschrift dan ook jeen betrekking op
het thans aan de orde zijnde bestemmingsplan. Niettemin me oen wij wel te moe
ten ingaan op de materiële inhoud van het schrijven. Volgeis het plan in
hoofdzaak van Leeuwarderadeel hebben bovenbedoelde terrein on een agrarische
bestemming. Hierop kon derhalve geen andere dan agrarische bebouwing worden
toegestaan.
Deze terreinen maken deel uit van de reeds gedeeltelijk afgegraven terp.
De bedoeling van het plan voorziet in het - zo veel mogelijk - herstellen in
zijn oude waarde van de terp, waarbij woningbouw onaanvaardbaar moet worden
geacht.
Wij geven U daarom in overweging het plan niet zodanig te wijzigen, dat
aan het verzoek van de heer Smidt kan worden voldaan.
- 5 -
Het is ons gebleken, dat behoefte bestaat aan een geringe uitbreiding
van het bestaande kerkhof. Wij zijn van mening, dat door de huidige opzet
van het plan de wenselijk geachte uitbreiding uit stedebouwkundig oogpunt ver
antwoord is. De uitbreiding past harmonisch in het groene hart rond de terp
en kan dienen als element in de reconstructie van de terp. Een andere plaats
voor de uitbreiding van het kerkhof achten wij in dit plan niet logisch en
stedebouwkundig niet aanvaardbaar. Het laantje ten noorden van het kerkhof
is als voetpad in het ontwerp-plan opgenomen. Hierdoor kan de fraaie beplan
ting ter weerszijden van dit laantje worden gehandhaafd.
De bezwaren van reclamant Smidt dienen naar onze mening ongegrond te
worden verklaard.
De bezwaren van de heer Zandstra, welke overigens niet gemotiveerd zijn,
zijn gericht tegen het dempen van de terpvaart, gelegen achter zijn perceel
Buorren 22 en tegen de onteigening van een gedeelte van zijn voortuin.
De door reclamant bedoelde terpvaart is gelegen tussen zijn achtertuin
en die van de heer Posthuma, wonende Buorren 26. De onderhavige grond heeft
in het ontwerp-plan de bestemming tuin en/of open erf. Dit houdt evenwel niet
in, dat deze terpvaart zal worden gedempt. Naar onze mening kan bedoelde
vaart zonder bezwaar worden gehandhaafd.
Ten behoeve van de reconstructie van de Buorren zal inderdaad een strook
je grond van reclamant nodig zijn, hetgeen hoofdzakelijk het gevolg is van
het vooruitspringen van zijn voortuin. Blijkens het plan blijft na deze re
constructie nog voldoende voortuin bij de woning aanwezig.
Wij zijn derhalve van mening, dat bovengenoemde bezwaren ongegrond die
nen te worden verklaard.
De bezwaren van de heren Span en Slauerhoff richten zich tegen de even
tuele demping van de achter de percelen Buorren 22 t/m 30 gelegen terpvaarten,
tegen de onteigening van een gedeelte van hun voortuinen en tegen het even
tueel uitbreiden van de begraafplaats.
Zoals wij reeds met betrekking tot het bezwaarschrift van de heer Zand
stra opmerkten, houdt het bestemmingsplan niet in, dat deze terpvaarten zul
len worden gedempt. Het is ons bekend, dat het gebied, waarin deze
zijn
bied
gelegen, is aangewezen als archeologisch monument. Alszodanig
vaarten
is het r
e-
mant
dig,
dan ook in het plan aangegeven.
De eventuele onteigening van een gedeelte van de voortuinen van recla-
berust kennelijk op een misverstand. Blijkens het plan is het niet nc~
dat reclamanten ten behoeve van de verbetering van de Buorren een gedeel
te van hun voortuinen afstaan. Voor de weerlegging van de - niet gemotiveerde
bezwaren van reclamanten tegen de eventuele uitbreiding van het kerkhof mogen
wij verwijzen naar hetgeen wij hieromtrent bij het bezwaarschrift van de
heer Smidt hebben opgemerkt,
Wij zijn van mening, dat de bezwaren van deze reclamanten, ook ongegrond
dienen te worden verklaard.
Van de gelegenheid om hun beswaren ten overstaan van de wethouder voor
ruimtelijke ordening mondeling toe te lichten hebben de reclamanten, genoemd
onder 2 t/m 5? gebruik gemaakt,
ten naar voren gekomen.
De van het plan vervaardigde
de leeskamer.
Onder verwijzing naar de voor U ter inzage gelegde stukken en onder mede
deling, dat de commissie voor de ruimtelijke ordening zich met het plan kan
verenigen, stellen wij U voor te besluiten als in concept hierbij is aange
geven.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.S. Brandsma Burgemeester
Hierbij zijn evenwel geen nieuwe gezichtspun-
maquette staat voor U ter bezichtiging in
de Jonf
Secretari;
V*. 4B\