Toekennen schadeloosstellingen in verband met verlaging van de doorvaart-
hoogte van de Potmargebrug.
Bijlage no. 95- Leeuwarden, 18 maart 1970.
Aan de Gemeenteraad.
Op 29 januari 1968 besloot IJ onder meer tot de bouw van een nieuwe vast
brug over de Potmarge, tussen de Zuidergrachtswal en Zuiderplein. Tolgens de
bij dit besluit behorende tekeningen zou het wegdek van deze brug op de hoog
te van de aanliggende straten worden gebracht en zou in verband daarmede de
doorvaarthoogte van de brug worden verlaagd van 2.20 F.Z.P. tot 1.10
F.Z.P.
Op grond van art. 19 juncto art. 64 van het op 1 januari 1968 in wer
king getreden Waterenreglement Friesland was voor de realisering van deze
plannen ontheffing nodig van Gedeputeerde Staten van Friesland. Deze ont
heffing werd verleend bij besluit van 11 juni 19^8, no. 7238- afd. 4? onder
voorwaarde (o.m.), dat met de bij de doorvaart van de betrokken brug belang
hebbenden, die door verlaging van de doorvaarthoogte aantoonbare schade lij
den, een regeling voor tegemoetkoming in deze schade wordt getroffen.
Nadat wij aan de voorgenomen tijdelijke sluiting van de brug en aan de
voorgenomen verlaging van de doorvaarthoogte van de brug in verschillende
dagbladen bekendheid hadden gegeven, zijn bij ons door een achttal belang
hebbenden bezwaren ingebracht. ITa onderzoek bleek, dat vier van deze belang
hebbenden niet konden aantonen, dat zij inderdaad schade zouden lijden, zo
dat deze bezwaren verder buiten beschouwing konden worden gelaten.
Een andere belanghebbende, de heer J. Bouma, wonende aan het adres Hui-
sumerstraat a/b 323? alhier, zal ook naar onze mening als gevolg van het
verlagen van de doorvaarthoogte van de Potmargebrug een zekere vermogens
schade lijden, omdat het hem niet meer mogelijk zal zijn zijn scheepsrcpa-
ratiebodrijfje aan de Potmarge, dat thans in zeer beperkte mate bereikbaar
is geworden, aan een opvolger over te doen.
De betreffende grond met opstallen en het aanwezige materiaal zullen
een zekox"e waardevermindering ondergaan, welke met inachtneming van het feit
dat de schade eerst wordt geleden op het tijdstip, waarop tot vervreemding
wordt overgegaan, kan worden gesteld op in totaal 3-500.-. De heer Bouma
kan zich met dit bedrag verenigen.
De overige drie indieners van bezwaren hebben allen een tuindersbedrijf
aan of in de onmiddellijke nabijheid van de Dokkumer Ee. Zij hebben bezwaren
ingediend omdat zij bij verlaging van de doorvaarthoogte van de Potmargebrug
hun produktcn niet meer bij de tuinbouwveiling kunnen afleveren. Wij zijn
na onderzoek tot de conclusie gekomen, dat in deze drie gevallen, waarbij de
betrokkenen op het vervoer van hun prodxikten per boot zijn aangewezen, inder
daad van aantoonbare schade sprake is. De hoogxe van de toe te kennen schade
loosstellingen was echter niet zonder meer vast te stellen. Daarom hebben
wij het wenselijk geacht een commissie in het leven te roepen, die ons ter
zake nader van advies zou kunnen dienen.
De bedoelde commissie werd gevormd door de directeur van het grondbe
drijf van onze gemeente, het hoofd van de afdeling bedrijven en controle der
gemeentesecretarie, een vertegenwoordiger van de betrokken tuinbouwbedrijven
on de secretaris van de gewestelijke Raad voor Friesland 'mn het Landbouw
schap.
Het door deze commissie samengestelde rapport ligt b:.j de stukken ter
inzage. Daaruit blijkt, dat de schade per jaax' voor de fa. Oegema is bere
kend op 3.449?75? voor de fa. Bootsma op 1.991?- en voor de fa. Talsma
en Zn. op 4»134?75» De commissie adviseert de totale schadeloosstelling
■ten aanzien van de fa. Oegema en do fa. Talsma en Zn. te bepalen aan de hand