tm
Artikel 3.
Naast degenen, aan wie ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering
opsporingsbevoegdheid toekomt, zijn met het opsporen van overtredingen van deze
verordening belast de door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren
bij de dienst reiniging en brandweer.
Artikel A«
1. Aan ieder van hen, die met het opsporen van overtredingen van deze verorde
ning belast zijn, wordt de last verstrekt voor het opsporen van die over
tredingen, voorzover hij daarmee belast is, te allen tijde woningen, alsme
de besloten lokalen, erven en andere al dan niet afgesloten ruimten en gron
den tegen de wil van de rechthebbenden, bewoners of gebruikers binnen te
treden of te betreden.
2. Aan hem, aan wie burgemeester en wethouders ter uitvoering van deze verorde
ning opdragen het wegnemen, beletten, verrichten of in vorige toestand her
stellen van hetgeen in strijd met deze verordening is of wordt gehouden, ge-
maakt of gesteld, ondernomen, nagelaten, beschadigd of weggenomen, wordt de
last verstrekt voor het uitvoeren van deze opdracht te allen tijde woningen,
alsmede besloten lokalen, erven en andere al dan niet afgesloten ruimten en
gronden tegen de wil van de rechthebbenden, bewoners of gebruikers binnen te
treden of te betreden.
3. De in het eerste en in het tweede lid verstrekte last geldt, voorzoveel zij
het binnentreden van woningen betreft, slechts voor het opsporen van over
tredingen van voorschriften van deze verordening, die strekken tot handha
ving van de openbare rust of veiligheid of 'tot bescherming van het leven of
de gezondheid van personen, onderscheidenlijk voor de verwezenlijking van
dergelijke voorschriften.
Artikel 3.
1. Een ingevolge deze verordening verleende vergunning, ontheffing, vrijstelling
of veiligheidsverklaring is slechts van kracht indien zij schriftelijk is ver
leend.
2. Een ingevolge deze verordening verleende vergunning, ontheffing, vrijstelling
of veiligheidsverklaring geldt tot wederopzegging. Het orgaan, waaraan bij
deze verordening de bevoegdheid is gegeven enige vergunning, ontheffing,
vrijstelling of veiligheidsverklaring te verlenen, kan een tijdstip bepalen
waarop de vergunning, ontheffing, vrijstelling of veiligheidsverklaring in
ieder geval vervalt.
3. Indien het orgaan, dat bevoegd is tot het verlenen van de vereiste vergunning
ontheffing, vi-ijstelling of veiligheidsverklaring, zelf handelt of tot het
handelen opdracht heeft gegeven wordt die vergunning, ontheffing vrijstelling
of veiligheidsverklaring geacht te zijn verleend.
4. De houder van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of veiligheidsverkla
ring is verplicht deze op eerste vordering van hen die een algemene opspo
ringsbevoegdheid hebben of van hen, die belast zijn met de opsporing van over
tredingen van deze verordening, aan dezen ter inzage te geven.
5. De houder van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of veiligheidsverkla
ring die niet voldoet aan het vorige lid wordt geacht zonder de vereiste ver
gunning, ontheffing, vrijstelling of veiligheidsverklaring te handelen.
6. V/aar in het derde en het vijfde lid van "handelen" wordt gesproken wordt
daaronder mede verstaan "hebben" of"nalaten".
Artikel 6
1. Burgemeester en wethouders zijn gemachtigd het verlenen, wijzigen en intrek
ken van vergunningen, ontheffingenvrijstellingen of veiligheidsverklaringen
ingevolge deze verordening op te dragen aan door hen aan te wijzen gemeente
ambtenaren.