7
a. wanneer metalen buizen tot geleiding var rook of andere verbrandingspro
ducten binnen de afstand van 50 cm van houtwerk, beteugeld behang, of
soortgelijke brandbare stoffen aanwezig zijn, deze stoffen door isolatie
van de buizen met niet-warmtegeleidend materiaal voldoende zijn beschermd:
b. de buizen op de plaatsen, waar zij door vloeren, wanden of plafonds wor
den geleid, doeltreffend zijn geïsoleerd.
Artikel 15.
De rechthebbende van een met riet gedekt gebouw is verplicht er zorg voor te
dragen, dat de schoorstenen buitendaks van een in goede staat verkerende vonken-
vanger zijn voorzien.
Artikel 16.
1. De hoofdbewoner van een woning en de gebruiker van een gebouw of een gedeel
te van een gebouw, niet zijnde een won ng, zijn verplicht te zorgen, dat
elke bij die woning of bij dat gebouw of bij dat gedeelte van het gebouw
behorende schoorsteen, voorzover deze geregeld in gebruik is, gelet op de
aard en de intensiteit van het gebruik, voldoende vaak deskundig wordt ge
reinigd en op deugdelijkheid en veiligheid gecontroleerd.
2. De in het eerste lid bedoelde personen zijn verplicht binnen driemaal vieren
twintig uren, nadat hun dit door of vanwege de commandant van de brandweer
is aangezegd, een schoorsteen te doen reinigen en controleren en op vorde
ring van de commandant te diens genoege aan te tonen, dat zij aan die ver
plichting hebben voldaan.
Artikel 17»
Het is verboden:
a. in een gebouw kolen te doven of hete as of andere stoökresten te bewaren
anders dan in een goed gesloten metalen vat of een stenen bak, geplaatst
op een stenen vloer of op de aarden bodem;
b. hete as of andere hete stookresten op of aan de weg ten vervoer gereed te
zetten.
Artikel 18.
1. Het is verboden verplaatsbanegascomforen, gaskachels, oliekachels, petroleum-
stellen, blauwbranders en andere verwarmingstoestellen of elektrische kachels
bij gebruik waarvan verhitting van het vloeroppervlak kan optreden, te ge
bruiken.
2. Het in het eerste lid vervatte verbod geldt niet, indien deze verwarmingstoe
stellen op een stenen vloer of op een plaat van onbrandbaar en de warmte
slecht geleidend materiaal worden opgesteld. 1
Artikel 19.
1. Het is in andere gevallen dan die, bedoeld in artikel 429, onder 1van
het Wetboek van Strafrecht, en dan die, voorzien in het Brandveiligheids-
besluit Bijzondere Gebouwen verboden vuur te hebben, metalen te lassen of
te snijden met een open vlam, te roken of ander kunstlicht dan elektrisch
licht te gebruiken:
a. in bergplaatsen, wa r licht brandbare, licht ontvlamb re of aan zelfontr
branding onderhevige stoffen, als bedoeld in het eerste lid van artikel
27, anders dan voor huishoudelijk gebruik aanwezig zijn;
b. op plaatsen, waar de onder a bedoelde stoffen worden gelost, geladen of
verwerkt
c. in inrichtingen voor houtbewerking;
d. in bergplaatsen voor motorvoertuigen, voorzover deze bestemd zijn voor
meer dan één motorvoertuig;
e. in inrichtingen voor het herstellen van motorvoertuigen.
9