10 -
Artikel 30.
Het is verboden de in het eerste lid van artikel 27 genoemde stoffen in de
open lucht opgeslagen te hebben op een afstand van minder dan:
a. 10 meter van enig gebouw met wanden van steen of beton en met een afdek
king van een brandwerende constructie:
b. 15 meter van enig ander gebouw;
c. 10 meter van de weg.
Het in het eerste lid vervatte verbod geldt niet voor het opslaan van de in
artikel 27» tweede lid, onder a en c, genoemde stoffen.
Surgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het verbod, vervat
in het eerste lid.
Artikel 31.
De gebruiker van een terrein, ruimte of gebouw, dienende tot opslag, is ver
plicht er zorg voor te dragen, dat brandbare emballage en goederenresten zo
spoedig mogelijk worden afgevoerd en dat stoffen, die tot explosieve ontbran
ding kunnen leiden, op geregelde tijden worden verwijderd.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het verbod vervat
in het eerste lid voor gebouwen, ruimten en terreinen, die daartoe speciaal
zijn gebouwd of ingericht.
Artikel 52.
Hij, die aan broeiing of zelfontbranding onderhevige stoffen onder zijn be
heer heeft, is bij ontdekking van gevaar voor het ontstaan van brand ten ge
volge van te sterke broeiing of bij ontdekking van zelfontbranding van die
stoffen verplicht onverwijld de nodige maatregelen te nemen tot het zoveel
mogelijk tegengaan daarvan en is verplicht de brandweer te waarschuwen.
Hij, die brandende of aan sterke broeiing onderhevige stoffen onder zijn
beheer heeft, is verplicht deze stoffen, indien dit door of vanwege de oom-
mandant van de brandweer nodig wordt geacht, op eigen kosten te verwijderen,
te verwerken of te verspreiden en te gedogen, dat door of vanwege de com
mandant van de brandweer controle op de temperatuur wordt uitgeoefend.
Het is verboden brandende, broeiende, gebrand of gebroeid hebbende goederen 1
of stoffen te verladen, te verwerken of op te slaan, tenzij dit zo geschiedt,
dat naar het oordeel van de commandant van de brandweer geen brandgevaar te
duchten is.
Artikel "5?.
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders
a. een gebouw of een gedeelte van een gebouw te gebruiken als houtopslag
plaats of op een erf of terrein een stapelplaats van hout te maken of
te hebben;
b. een gebouw of een gedeelte van een gebouw te gebruiken voor het opslaan
van inboedels, voorzover dit opslaan als bedrijf wordt uitgeoefend.
Het in het eerste lid vervatte verbod geldt niet, voorzover de stapelplaats
gemaakt wordt bij en ten behoeve ven een werkplaats voor houtbewerking of op
een bouwterrein voor het daarop uitvoeren van een bouwwerk.