- 15 -
2. De gebruiker is verplicht met betrekking t~t de in het voorgaande lid bedoel
de brandblusmiddeler. er zorg voor te dragen, dat wordt voldaan aan de volgen
de voorschriften:
a. de plaats van de brandkranen en van de afsluiters van sproeiïnrichtingen
regengordijnen moeten op een in het oog lopende wijze zijn aangegeven;
b. de vloer onder een regengordijn moet over een breedte van tenminste 1 met
vrij worden gehouden van voorwerpen en stoffen;
c. de voorgeschreven brandblusrniddelen moeten te allen tijde gemakkelijk be
reikbaar zijn;
d. de blusmiddelen met toebehoren moeten steeds tot onmiddellijk gebruik ge
reed zijn;
e. indien de druk op de waterleiding in een brandgevaarlijk gebouw te gering
is voor brandblussing, moet in de waterleiding van dat gebouw een drukver
hogingsinrichting zijn aangebracht.
Artikel A.6.
De bepalingen van dit hoofdstuk gelden niet, voorzover de Bouwverordening van
toepassing is.
Artikel 47»
De gebruiker van een gebouw, waar krachtens deze verordening of een andere
wettelijke bepaling brandblusrniddelen of andere veiligheidsinrichtingen zijn
aangebracht, is verplicht te gedogen, dat deze aan een inspectie worden onder
worpen en op deugdelijkheid door of vanwege de commandant van de brandweer
worden beproefd op een zodanige wijze en op de tijdstippen, als door of van
wege burgemeester en wethouders wordt bepaald.
Artikel 46.
Het is verboden voorwerpen of stoffen op zodanige wijze te plaatsen of te heb
ben, dat daardoor het onmiddellijk gebruik van de in- en uitgangen van de brand'
weergebouwen wordt belemmerd.
Artikel 49.
Het is verboden:
a. een brandwerende deur langer in geopende stand te laten dan in verband met
het verkeer van personen of het vervoer van goederen strikt noodzakelijk is;
b. een automatisch sluitende brandwerende deur on andere wijze in geopende
stand vast te zetten dan door middel van een door of namens burgemeester en
wethouders goedgekeurde inrichting, waardoor de deur bij een temperatuur
van ten hoogste 75 C zichzelf automatisch sluit.
Afdeling 2.
Opslagplaatsen.
Artikel 30»
De gebruiker van een gebouw, dienende tot opslag of verwerking van licht brand
bare of licht ontvlambare vaste stoffen dan wel aan broeiing of zelfontbranding
onderhevige stoffen, is verplicht te zorgen, dat wordt voldaan aan de volgende
eisen:
a. de wanden, de vloeren, het dak en 'alle dragende constructiedelen van het ge
bouw, alsmede de wanden en de afdekking van in het gebouw afgescheiden ruim
ten, moeten van een brandwerende constructie zijn;
b. de doorgangen in brandwerende wanden moeten van brandwerende deuren zijn
voorz ien