Wat betreft de openbare school voor schipperskinderen zijn wij van oordeel, dat deze school met over 1969 gemiddeld 15 leerlingen, door dit lage aantal, evenals vorig jaar, in bijzondere omstandigheden ver keert. Wij menen, dat de cijfers, in bijgevoegd overzicht voor de schippersschool opgenomen, op zichzelf aanvaardbaar zijn, maar dat het geringe aantal leerlingen een onevenredig hoog bedrag per leerling zon opleveren, n.l. 5,896,25: 15 leerlingen is 259,75. Bovendien is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat door een daling van het aantal leerlingen dit bedrag nog zal stijgen. Mede, zo niet hoofdzakelijk, tengevolge van het teruglopen van het aantal leerlingen hebben de werkelijke kosten de geraamde bedragen per leerling de laatste jaren, met uitzondering van 19^7» steeds in aanzienlijke mate overschreden, zoals blijkt uit het hierna opgenomen overzicht: jaar.werkelijke uitgaven beschikbaar gesteld meer uitgegeven. 1965 264,69 160,40 104,29 1964 f 215,23 129,62 83,61 1965 464,71 f 188,13 276,58 1966 361,32 242,33 f 118,99 1967 275,43 270,25 5,18 Voor de kosten van instandhouding, verlichting, verwarming, schoonhouden etc. is uitgegaan van 1/12 van de totale kosten van in standhouding etc. van het gebouw aan de Schoolstraat, waarin is gevestigd een prot.chr. school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, terwijl de gemeentelijke school voor schipperskinderen van dit 12-lokalig gebouw één lokaal gebruikt. Op grond van het bovenstaande achten wij, evenals vorig jaar, aanleiding aanwezig, overeenkomstig het bepaalde in artikel 188, 1e lid, van het Besluit buitengewoon onderwijs 1967een verzoek tot do Minister van Onderwijs en Wetenschappen te richten, om te bepalen, dat de openbare schippersschool voor schipperskinderen, wegens haar gering aantal leerlingen, in bijzondere omstandigheden verkeert, tengevolge waarvan het voor die school geraamde bedrag per leerling van f 259,75 aanzien lijk afwijkt van het bedrag, dat voor de redelijke behoeften van een in normale omstandigheden verkerende school van die soort redelijk is te achten. Wanneer IJ dienovereenkomstig zou besluiten doet zich het geval voor, als bedoeld in artikel 189, 5e lid, van het bovenbedoelde Besluit, en dit betekent, dat de maatstaf voor de vergoeding aan het bestuur van do Vereniging voor Protestants Christelijk Basisondcrwijs, gevestigd te Leeuwarden, voor de onder zijn beheer staande school voor schipperskinderen, is vervallen, in zoverrre deze vergoeding niet meer ontleend kan worden aan het bedrag, beschikbaar gesteld voor de gemeentelijke school voor schipperskinderen. Op grond van deze wets bepaling wordt in dergelijke gevallen als maatstaf genomen het bedrag per leerling, dat voldoende moet worden geacht voor de redelijke be hoeften van een in normale omstandigheden verkerende school. In afwachting van de ministeriële beslissing op het bovenbedoelde verzoek menen wij, dat voor laatstbedoelde school het voor 1969 vastgesteld bedrag ad f 204,per leerling, vermeerderd met f 2,wegens verhoging van het leermiddelenbedrag (als bij het g.l.o.), is totaal 206,per leerling, voor 1970 kan worden aangehouden. - 3 - Dit bedrag achten wij voorshands voldoende voor de redelijke behoeften van de in normale omstandigheden verkerende Christelijke school voor schipperskinderen. Ten aanzien van de door het schoolbestuur ingediende begroting - welke voor U ter inzage ligt - merken wij het volgende op. Het schoolbestuur heeft nog achterstallige bedragen van de gemeente tegoed over het vijfjarig tijdvak 19^3 tot en met 1967 als gevolg van de in die periode ten behoeve van de gemeentelijke school gedane hogere uitgaven. Ha deze verrekening, welke binnen enkele maanden zal plaats vinden, kunnen wij beter beoordelen in hoeverre do ingediende begroting aanvaardbaar moet worden geacht. Indien daartoe aanleiding bestaat, zullen wij IJ voorstellen het bedrag voor 1970 alsnog te verhogen. Aangezien in deze gemeente geen openbare school voor ziekelijke kinderen is gevestigd, doch wel een bijzondere, de z.g. Buitenschool, uitgaande van de Vereniging Leeuwarder Parkherstellingsoord, welke school eveneens valt onder de bepalingen van het Besluit buitengewoon onderwijs 1967, moet de exploitatievergoeding voor deze school eveneens met toepassing van artikel 189, 5e lid, worden berekend naar het bedrag per leerling, dat voldoende moet worden geacht voor de redelijke behoeften van een in normale omstandigheden verkerende school. Mede in verband met de subsidiëring van bepaalde kosten van de school door het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid achten wij voorlopig een bedrag van 1.500,per leerling voor 1970 toereikend. Zo nodig kan dit bedrag in de loop van het jaar worden verhoogd. Op verzoek van de schoolbesturen en onder voldoende borgstelling ver leent de Gemeenteraad ingevolge artikel 191, 4c lid, van genoemd Besluit een voorschot op de exploitatievergoeding, ter grootte van het per leer ling beschikbaar gestelde bedrag en berekend over het gomiddels aantal leerlingen over het afgelopen jaar. De hiervoor in aanmerking komende schoolbesturen hebben dit voorschot aangevraagd. Deze aanvragen liggen voor U ter inzage en voldoen aan de wettelijke voorschriften,. Op grond van het vorenstaande stellen wij U voor te besluiten over eenkomstig de hierna opgenomen ontwerpen. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J.S. Brandsma Burgemeester. de Jong Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1970 | | pagina 21