- 2 -
Onder mededeling, dat de door U op 15 december j.l. benoemde commissie
ad hoc met als taak te adviseren over de ontwerpen van een Parkeerexcessen
verordening en een Brandweerverordening zich met de voorgestelde verordening
kan verenigen, stellen wij U voor over te gaan tot vaststelling van een
Parkeerexcessenverordening overeenkomstig het hierna afgedrukte ontwerp.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.S. Brandsma Burgemeester.
de Jong Secretaris.
No. 5218.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 8 arr M
1970 (bijlage no. 125);
gelet op artikel 6 van de Wegenverkeerswetjuncbo artikel 85 van
het Reglement verkeersregels en verkeerstekens, alsmede op de artikelen
168 en 195 van de gemeentewet;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende
VERORDENING, houdende bepalingen ter be
strijding van parkeerexcessen.
AFDELING I.
Algemene bepalingen.
Artikel 1.
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. "weg": de verharde of onverharde rijbanen met inbegrip van middenterm
of middengeleiding, de parkeerstroken en parkeerhavens en vlueV bstroke
alsmede de in de weg gelegen bruggen en de naast de rijbaan gelegen
paden, bermen en zijkanten, voorzover zij voor hot openbaar verxeei
openstaan
b. "parkeren": het doen of laten staan van een voertuig, anders dan ge
durende de tijd, die nodig is en gebruikt wordt voor het onmiddellijk
in-of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of
lossen van goederen;
c. "voertuig": ieder geleed of ongeleed motorvoertuig of ander rij- of
voertuig, niet zijnde een rij- of voertuig bestemd om laags spoor
staven te v/orden voortbewogen, en niet zijnde een kruiwagen, rinder-
wagen of een dergelijk klein voertuig en, tenzij anders vermeld Ja-
deze verordening, niet zijnde een fiets of bromfiets..
Artikel 2
1. Een ingevolge deze verordening verleende ontheffing is slechts van
kracht indien zij schriftelijk is verleend,.
2. Een ingevolge deze verordening verleende ontheffing geldt tot wederop
zegging.
Het orgaan, waaraan bij deze verordening de bevoegdheid is gegeven
enige ontheffing te verlenen, kan een tijdstip bepalen, waarop do
ontheffing in ieder geval vervalt.
5. Indien het orgaan, dat bevoegd is tot het verlenen je.n de vereiste
ontheffing zelf handelt of bot het handelen opdracht heeft gegeven,
wordt die ontheffing geacht te zijn verleend.