Wijziging Algemeen Ambtenarenreglement en Bezolding-s Verordening 1960
i.v.m. arbeidstijdverkorting.
Bijlage no. 157* Leeuwarden, 20 mei 1970.
Aan de Gemeenteraad.
Bij brieven van 1 december 1969 en 10 februari 1970 heeft de Staats
secretaris van Binnenlandse Zaken aan de gemeentebesturen mededeling
gedaan van het besluit van de Regering om de arbeidstijd voor het Rijks
personeel waarvoor thans een 43:f—urige werkweek geldt met ingang van 1
april 1970 te verkorten tot 42-g- uur.
Overeenkomstig een aanbeveling van het Centraal Orgaan hebben wij
besloten voor het gemeentepersoneeldat tot die datum een 43|:-urige
werkweek had, met ingang van 1 april 1970 een overeenkomstige arbeids
tijdverkorting in te voeren. Deze arbeidstijdverkorting maakt de volgende
wijzigingen in rechtspositieregelingen wenselijk.
a. Artikel 19 Algemeen Ambtenarenreglement.
Volgens artikel 19 van het Algemeen Ambtenarenreglement wordt voor de
berekening van de uurvergoeding voor overwerk uitgegaan van het 1/184
gedeelte van het salaris per maand. Dit 1/I84 gedeelte is gebaseerd
op het gemiddelde van een werkweek van 43t uur en een werkweek van
4I4 uur. Dóór de verkorting van de arbeidstijd van 43ï uur tot 42-g" uur
zal de omrokeningsfactor neder bepaald dienen te worden op 1/181.
b. Artikel 24, tweede lid, sub a en cAlgemeen Ambtenarenreglement.
In artikel 24, tweede lid, sub a, is nog steeds de bepaling opgenomen,
dat de werktijd in de regel ten hoogste 45 uren per week en 9 uren
per dag bedraagt. De getallen 45 en 9 dienen te worden gewijzigd in
42-g- en 8-g.
Ingevolge artikel 24, tweede lid, sub c, bedroeg de werktijd voor
ambtenaren, die continu-arbeid verrichten, tot nu toe gemiddeld 42 uren
per week en ten hoogste 168 uren in vier achtereenvolgende weken.
De getallen 42 en 168 dienen te worden gewijzigd in 40 en 160»
c. Artikel 18a Bezoldigingsverordening i960.
Dit artikel regelt de toelage wegens onregelmatige dienst.
Volgens de Rijksregeling wordt de toelage berekend van een bedrag per
uur, dat voor degenen, die een arbeidstijd van 43ï uur per week hebben
(vanaf 1 april 1970 42-g- uur per week) I/19O (vanaf 1 april 1970
1/184) gedeelte van het maandsalaris bedraagt en voor de ambtenaren met
een arbeidstijd van 41-J- uur per week 1/179 gedeelte van het maandsalaris.
In de Bezoldigingsverordening 19^0 is evenwel vanaf de invoering van
de toelageregeling wegens onregelmatige dienst uitgegaan van een
omrekeningsfactor, gebaseerd op het hierboven onder a bedoelde ge
middelde. Wij menen dat er geen aanleiding bestaat in dit systeem
wijziging te brengen en dat daarom de omrekeningsfactor per 1 april
1970 dient te worden gewijzigd van 1/I84 in 1/181.
d. Artikel 23, tweede lid, Bezoldigingsverordening i960.
Volgens deze bepaling geldt in gevallen, waarin voor de ambten,
opgenomen in bijlage E, het salaris over oen of meer uren moet
worden berekend, als salaris per uur het 1/19O deel van het salaris
per maand. Vanaf 1 april 1970 behoort voor deze categorie het salaris
per uur gesteld te worden op het l/l84 gedeelte van het salaris per
maand