Ho. 10960,
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 29 juli
1970 (bijlage no. 241);
BESLUIT:
zijn goedkeuring te hechten aan het besluit van het bestuur van de
Stichting "Het I:ieuwe Stadsweeshuis" tot aankoop van twee percelen land,
groot rosp. 1,03,40 ha en 1.15.10 ha, kadastraal bekend gemeente Ferwerd
sectie A 3 en A 33, tegen een prijs van f. 13.290,
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter,
Secretaris,
Voorbereidingskrediet voor de restauratie van het carillon.
Bijlage no. 242.
Leeuwarden, 29 juli 1970.
Aan de Gemeenteraad.
Het zal U bekend zijn, dat het enige carillon dat Leeuwarden tot voor
kort rijk was en dat in de jaren 1686 en 1687 werd vervaardigd door Claude
Fremy, reeds enkele tientallen jaren, om nauwkeurig te zijn sinds 1943?
buiten gebruik is gesteld. Inmiddels is het stadsbeeld verrijkt met een
klein carillon, dat is aangebracht aan de voorgevel van het nieuwe gebouw
van de iï.V. Intercommunale Waterleiding Gebied Leeuwarden.
Wij hebben het echter steeds betreurd, dat het Fremy-carillon, dat,
na eerst tot 1884 in de Nieuwe of St. Jacobstoren in de Klokstraat en nadien
van 1915 "tot 1943 in de koepel van het stadhuis te hebben gehangen, van dit
laat -te jaar af een tweede gedwongen rustperiode doormaakt.
Aanleiding voor de verwijdering in 1943 varen de oorlogsomstandigheden.
Be klokken zijn toen vervoerd naar een gieterij, waar zij nog tijdens de
oorlog werden schoongemaakt en bijgestemd. Na de oorlog bleek evenwel, dat
aan het carillon nog ettelijke gebreken kleefden, waarvan het herstel vrij
uitgebreide reparaties zou vergen. Behoefden deze reparaties op zichzelf
de restauratie van het carillon nog niet in de weg te staan, voel verder
strekkende consequenties vloeiden voort uit de constatering dat de bestaande
stadhuiskoepel constructief in zodanige staat verkeerde, dat de toenmalige
directeur der Openbare Werken het opnieuw ophangen van het carillon niet
verantwoord achtte, zulks mede in verband met de zich daaronder bevindende,
zwaar belaste, archiefruimten.
Wij hebben nadien nog overwogen het carillon onder te brengen in de
Oldehove en hebben daartoe in 1949 het advies ingewonnen van dc Rijks
commissie van Advies voor Klokken en Klokkenspelen. Genoemde commissie
achtte de Oldehove evenwel meer geschikt voor een zwaarder carillon (beiaard)
en beval voorts aan er naar te streven voor het Fremy-carillon alsnog een
plaats op het stadhuis te vinden. Nadat ons echter was gebleken, dat ont
lasting van de bovenste verdiepingen van het stadhuis door overbrenging van
een gedeelte van het gemeentelijk archief naar elders niet mogelijk was,
hebben wij ons genoodzaakt gezien ons plan tot het aanbrengen van het
carillon op de oude plaats voorlopig te laten varen. Hierop volgde einde
1949 het onderbrengen van het carillon in de keldergewelven van het
stadhuis, waar het zich thans nog bevindt.
Nadien is in de zestiger jaren nog enkele malen overwogen een andere
oplossing te bewerkstelligen, te weten een verdeling van het carillon over
stadhuis en Oldehove, met aanvulling voor beide plaatsen en voorts de bouw
van een nieuwe toren. Tegen beide oplossingen bleken echter overwegende
bezwaren te bestaan, in het eerste geval omdat het carillon, dat als
beschermd monument te boek staat en in die hoedanigheid historisch grote
waarde heeft, als ondeelbaar dient te worden beschouwd en in het tweede
geval om esthetische en financiële redenen.
Toen enkele jaren geleden de verplaatsing van het gemeentelijk archief
naar de Buma-bibliotheek in zicht kwam, hebben wij de directeur der Openbare
■'erken verzocht om in dat licht een nader onderzoek in te stellen naar het
bouwkundig aspect van een eventuele herplaatsing van het carillon in de
stadhuiskoepel. Aan de hand van dit rapport en uit hot in aansluiting
daarop ingewonnen advies van de Advies- en Keuringscommissie van de
Nederlandse Klokkenspel-Vereniging zijn wij tot de verheugende conclusie
gekomen, dat de tijd thans rijp mag worden geacht om, na demontage van niet
neer nodige onderdelen van het oude, zich nog in de stadhuiskoepel bevindende,
speelmechaniek, het aanbrengen van een nieuwe verst ..vigingsconstructie en
restauratie der klokken (waarbij genoemde commissie voor een goede bruik
baarheid een aanvulling met vijf kleine klokjes gewenst acht), het carillon
opnieuwe in de koepel op te hangen en in gebruik te stellen.