Nb. 10466. DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDER? Gelezen een op 28 juni 1971 ingekomen verzoek van het "bestuur van de Leeuwarder Schoolvereniging om medewerking, als "bedoeld in artikel 72 der Lager-onderwijswet 1920, voor het verstrekken van gelden voor de aanschaffing van een platenspeler, een bandrecorder, een radio en een naaimachine ten behoeve van de onder zijn bestuur staande school voor gewoon lager onderwijs aan de Jelsumerstraat 10, alhier overwegende, dat genoemde apparatuur in de nacht van 9 op 10 juni j.l. uit de school is ontvreemd? dat de verzekeringsmaatschappij slechts de dagwaarde van deze apparatuur vergoedt, zodat het verschil tussen de dagwaarde en de nieuwwaarde, waarvoor thans de medewerking wordt gevraagd, voor rekening van het bestuur blijft? dat door inwilliging van het verzoek de normale eisen, aan het geven van lager onderwijs te stellen, niet zullen worden overschreden? dat het verzoek voldoet aan de in artikel 73 der Lager-'onderwijs wet 1920 gestelde eisen; gelet op het advies van Burgemeester en Wethouders van 4 augustus 1971 (bijlage no. 256)5 BESLUIT s de gevraagde medewerking te verlenen. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Voorzitter. Secretaris. Vaststelling van het kostenbedrag overeenkomstig artikel 55-ter, 1e lid, der Lager-onderwijswet 1920 voor het gewoon lager onderwijs over 1 967 @n voor het voortgezet gewoon- en uitgebreid lager onderwijs over 19&7 en 1968, alsmede van het kostenbedrag overeenkomstig artikel 55ter, 2e lid voor het gewoon lager onderwijs over de periode 1963 t/m 1967 en voor het voortgezet gewoon- en uitgebreid lager onderwijs over de periode 1963 "t/m 1968. Bijlage no. 257» Leeuwarden, 4 augustus 1971» Aan de Gemeenteraad. Ingevolge artikel 55ter, 1e lid van de Lager-onderwijswet 1920 moet de gemeenteraad het bedrag bepalen, dat voor het gewoon lager onderwijs in 1967 en voor het voortgezet gewoon- en uitgebreid lager onderwijs in 1967 en 1968 is uitgegeven. Tevens moet de raad voor elk van de genoemde soorten van onderwijs het bedrag voorlopig vaststellen, dat met inachtneming van het werkelijk aantal leerlingen en het ingevolge artikel 55his per leerling bepaalde bedrag beschikbaar is gesteld voor het openbaar onderwijs en, indien de genoemde bedragen verschillen, het verschil. Deze voorlopige vaststelling is niet zo zeer van betekenis voor het openbaar onderwijs, doch wel voor het bijzonder onderwijs, aangezien de voorlopig vast te stellen bedragen de grondslag vormen voor het bepalen van de aan de schoolbesturen uit de gemeentekas toekomende exploitatie vergoeding, In verband met de inwerkingtreding van de Wet op het Voortgezet Onderwijs met ingang van 1 augustus 1968 dient de 5-jarige periode van 1963 t/m 1967 voor het voortgezet gewoon- en uitgebreid lager onderwijs met het jaar 1968 te worden verlengd. In bijgaande overzichten zijn de exploitatiekosten vermeld voor het gewoon lager onderwijs over 1967 en voor het voortgezet gewoon- en uit gebreid lager onderwijs over 1967 en 1968 Aangezien U overeenkomstig het 2e lid van artikel 55ter der wet de beschikbaar gestelde bedragen en de werkelijke uitgaven voor het laatst over het tijdvak 1958 t/m 1962 hebt vastgesteld, moet dit thans geschieden over de periode van 1963 t/m 1967 c.q,. 1963 t/m 1968 Het bedrag van de overschrijding bij het openbaar onderwijs bedraagt per leerling voor het gewoon lager onderwijs 9,87, voor het voortgezet gewoon lager onderwijs f $0,60 en voor het uitgebreid lager onderwijs 41,80. Overeenkomstig artikel 101, 4e lid der wet zal de exploitatie vergoeding per leerling van het bijzonder onderwijs met eenzelfde bedrag moeten worden verhoogd. Op deze extra vergoeding wordt een voorschot verleend zoals in bijgaand ontwerp-besluit is vermeld. Voor de berekening van de verschillende voorschotten verwijzen wij U naar het voor U ter inzage liggend overzicht. Na sluiting van de betreffende gemeenterekeningen door Gedeputeerde Staten stelt de gemeenteraad bovengenoemde bedragen definitief vast in overeenstemming met de in die rekeningen opgenomen uitgaven, indien de voorlopige vaststelling wijziging moet ondeigaan. Is dit laatste niet het geval dan wordt door het besluit van Gedeputeerde Staten de voorlopige vaststelling definitief. Op grond van het vorenstaande geven wij U in overweging te besluiten overeenkomstig bijgevoegde ontwerpen. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. Tiekstra 1-Burgemeester. de Jong Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1971 | | pagina 158