No. 17936.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van
29 december 1971 (bijlage no. 5
gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
BESLUIT
deel te nemen in de door de gemeenteraden in de provincie Friesland, met
uitzondering van de vier eilandgemeenten, aan te gane gemeenschappelijke
regeling inzake de stichting en exploitatie van een regionaal woonwagen
centrum in de gemeente Smallingerland, overeenkomstig het hierbij ge
voegde ontwerp.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Subsidiëring gezinsvoogdij-instellingen.
Bijlage no. 6. Leeuwarden, 29 december 1971.
Aan de Gemeenteraad.
In Uw vergadering van 5 juli 1971 hebt U bij de behandeling van de aan
vullende subsidienota 1970/1971 (bijlage no. 225) afwijzend beslist op een
aanvrage van de Nederlandse Vereniging voor Maatschappelijk Werk "Humanitas"
om subsidie ten behoeve van de gezinsvoogdij van 10,per uit de gemeente
Leeuwarden afkomstige pupil. Overeenkomstig ons voorstel overwoog U daarbij,
dat de subsidiëring van dit werk geheel als een rijkstaak moet worden be
schouwd. Deze afwijzing gold tevens voor andere voogdijverenigingen, die
Leeuwarder pupillen in zorg hebben.
Naar aanleiding hiervan heeft eerdergenoemde vereniging in aan Uw Raad
gerichte brieven haar teleurstelling uitgesproken over het besluit van
5 juli 1971 en werd verzocht alsnog het gevraagde subsidie te verlenen. Dit
verzoek werd ondersteund door de Vereniging "Pro Juventute Friesland".
De brieven van beide verenigingen zijn met commentaar opgenomen op de lijst
van mededelingen voor de raadsvergadering van 27 september 1971j onder punt G.
De wethouder van Sociale Zaken en Bejaardenaangelegenheden heeft in deze
vergadering de toezegging gedaan bereid te zijn contact op te nemen met de
beide instellingen (meer gezinsvoogdij-instellingen zijn er niet in Leeuwarden
teneinde nadere informatie te verkrijgen.
Bij de besprekingen, die inmiddels hebben plaatsgevonden is van onze
zijde gesteld, dat het Rijk terzake bepaalde normen stelt en dat bepaalde
kosten, die de instellingen maken principieel van subsidiëring worden
uitgesloten. Tevens is gesteld, dat wanneer de gesubsidieerde instellingen
van oordeel zijn, dat de rijksnormen te krap zijn afgesteld, zij dan bij de
bevoegde instantie, in casu de Rijksoverheid, dienen aan te dringen op her
ziening daarvan. Bij aanvullende subsidiëring van gemeentewege zal er, naar
het ons voorkomt, weinig geneigdheid bij het Rijk zijn de normen ooit aan
te passen. Ook is gewezen op de moeilijke financiële positie van de gemeente
Leeuwarden.
De vertegenwoordigers van de instellingen hadden duidelijk begrip voor
het gemeentelijk standpunt voorzover het de behandeling van reclasserings-
gevallen betreft (100^£ subsidiabel vanwege Min. van Justitie).
Zij wezen er echter op, dat aan de gezinsvoogdij ook aspecten zitten,
waarbij niet van een justitiële inschakeling sprake is.
Met name willen de instellingen graag uitbreiding geven aan een aantal
taken van meer preventieve aard. Het betreft hier het zoveel mogelijk voor
komen van gevallen, waarbij de gezinsvoogdij-instellingen onder de noemer
van de Kinderbescherming reclasseringsgevallen in behandeling moeten nemen.
Ter motivering van de subsidieverzoeken werd voorts aangevoerd, dat de twee
bureaus, die gezamenlijk ongeveer 300 pupillen in zorg hebben, beiden 111
Leeuwarden zijn gevestigd, zodat er niet alleen absoluut, doch ook relatief
hier ter stede in de preventieve sfeer meer wordt gedaan dan elders in de
provincie Friesland.