- 4 - Voor deze saneringspanden geldt bovendien nog de bijzondere omstandigheid, dat de door de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening toe gezegde bijdrage van 80^ in de verwervingskosten van deze panden eerst door de gemeente kan worden geclaimd, nadat zij tot blijvende buitenge bruikstelling van de panden is overgegaan. Ra aankoop zullen deze panden dan ook zo spoedig mogelijk ontruimd en afgebroken dienen te worden. Wel zullen wij trachten de ontruiming en af braak van deze panden, zoveel mogelijk, per straat c.t per blok te doen plaatsvinden, om zodoende de bewoonbaarheid van andere delen van de te saneren wijk zo lang mogelijk te handhaven. Uiteraard speelt hierbij het beschikbaar zijn van voldoende vervangende woningen elders in de stad een belangrijke rol. Wat de afbraak zelf betreft, merken wij nog op, dat de gemeente voor het tempo, waarin de te amoveren opstallen gesloopt worden, voor een groot deel afhankelijk is van het aantal sloopbedrijven, dat voor deze werkzaam heden kan worden ingezet. Ook is daarbij van invloed in hoeverre een ge schikte stortplaats voor het af te voeren puin aanwezig is. In bepaalde gevallen zal voorts blijken, dat het slopen van een pand niet mogelijk is, omdat de slechte bouwkundige toestand van een naastgelegen pand, dat geen gemeente-eigendom is, hiervoor een belemmering vormt. Al deze factoren kunnen er in de praktijk toe leiden, dat het slopen van panden langer moet worden uitgesteld dan wenselijk is. 2. Een geheel ander beleid zal naar ons oordeel dienen te worden gevolgd met betrekking tot de panden, welke in het kader van het passieve aan koopbeleid in eigendom worden verworven. De omstandigheid, dat bij dit beleid sprake is van het aankopen in plannen, welke eerst op langere termijn tot uitvoering zullen worden gebracht, brengt met zich mede, dat, anders dan hierboven onder 1 is gesteld, niet tot onmiddellijke ontruiming en afbraak van de aangekochte panden behoeft te worden overgegaan. Met het oog op de bewoonbaarheid van de buurten en straten, waarvan deze panden deel uitmaken, zal het zelfs gewenst zijn de gekochte panden zo lang mogelijk hun oorspronkelijke bestemming te doen behouden. Het leegstaan van panden dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. In verband daarmede streven wij er naar, dat in de voorlopige koop contracten de bepaling wordt opgenomen, dat de gemeente, ook reeds voor dat de desbetreffende notariële akte van aankoop is verleden, vrijelijk over het pand kan beschikken, zodra dit door de bewoner wordt verlaten. De gang van zaken is dan verder, dat het Woningbedrijf, waar de panden administratief worden ondergebracht, van geval tot geval beziet of het pand, gelet op de toestand waarin het verkeert, opnieuw voor bewoning c.q. ander gebruik kan worden uitgegeven. Het bedrijf pleegt daarbij overleg met het Grondbedrijf en de Dienst voor het Bouw- en Woningtoezicht. Verkeert een pand in een zodanige staat, dat het met een verantwoord te achten bedrag aan kosten weer redelijke bewoonbaar c.q. bruikbaar kan worden gemaakt, dan hebben wij het Woningbedrijf gemachtigd voor het op knappen daarvan gelden beschikbaar te stellen. - 5 - Deze opknapkosten dienen beperkt te worden gehouden, aangezien nu eenmaal vaststaat dat het pand te zijner tijd afgebroken moet worden. Als minimaal te treffen voorzieningen hebben wij als richtlijn gegeven, dat het pand glas- en waterdicht dient te zijn. Nadat de allernoodzakelijkste voorzieningen zijn getroffen, kunnen de panden tegen een lage huur en onder voorwaarden, welke waarborgen dat de gemeente te allen tijde over deze panden vrij zal kunnen beschikken, wederom in huur of gebruik worden afgestaan. Tot nu toe is dit het geval geweest met circa 140 panden. De huurders van deze panden worden door ons aangewezen in nauw overleg met een commissie, welke bestaat uit vertegenwoordigers van de Woning bouwcorporaties en het Woningbedrijf. Bij de toewijzing wordt door ons aandacht geschonken aan de huisvesting van beroepskunstenaars en jongeren. In dit verband vermelden wij nog, dat inmiddels een stichting in voor bereiding is, welke speciaal de huisvesting van jongeren zal gaan be hartigen, Het ligt in onze bedoeling, zodra deze stichting tot stand ge komen is, haar op de een of andere wijze bij de toewijzing van deze woningen te betrekken. Volledigheidshalve zij nog opgemerkt, dat bij het voeren van dit beleid de gemeente geen aanspraak zal kunnen maken op de bijdrage van 2.500, per pand (pand moet dan tevens krot zijn), waartoe de "Beschikking gelde lijke steun afbraak- en verwervingskosten" de mogelijkheid biedt. Deze bijdrage wordt n.l. slechts gegeven onder de voorwaarde, dat het betreffende krot binnen 2 jaar na verwerving wordt afgebroken. Over de periode, gedurende welke de panden opnieuw kunnen worden verhuurd, is uiteraard geen zekerheid te geven. Deze is afhankelijk van verschillende factoren, zoals: het tot stand komen van een rechtsgeldig bestemmingsplan voor het gebied, waarin de panden zijn gelegen, het afkomen van een bij- dragebeschikking inzake de sanering van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Ook het totaal bedrag aan investeringen, welke de gemeente middels aankopen in een gebied heeft gedaan, zal daarop van invloed zijn. Hoe meer in een gebied is geïnvesteerd, des te noodzakelijker wordt het tot uitvoering van de plannen, waarvoor is gekocht, over te gaan. Al deze omstandigheden kunnen ertoe noodzaken, dat het aankoopbeleid in het betreffende gebied wordt omgebogen van passief naar actief, met alle daaraan verbonden consequenties, zoals hierboven onder 1 aangegeven. Tenslotte delen wij U nog mede, dat wij met betrekking tot de in deze nota behandelde materie overleg hebben gepleegd met de Commissie voor het Grondbedrijf. Haar advies terzake is voor U ter inzage gelegd. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J.S. Brandsma Burgemeester. Reumer ,LSecretaris

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1972 | | pagina 73