- 96 - Komt van de samenbundeling van het jeugdwerk (hlz. 41 Aanbie dingsbrief) nog iets terecht? Is de verhouding tussen de subsi dies voor jeugd- en jongerenwerk in het centrum t.o.v. de diverse wijken wel juist? Achten B. en v/het juist dat in het geheel van de subsidiering t.b.v,. de jeugd tot leeftijd jongeren) het 6/7 deel gericht is op het jongerenwerk in de bin nenstad? Zo niet, wat zou het College in de toekomst daaromtrent willen stimuleren? Is het waar, dat de Stichting Hippopotamus niet op een rijks subsidie mag rekenen? In de aanbiedingsbrief (blz.40) wordt toch wel een mogelijkheid aanwezig geacht. Wat is de reden van een eventuele afwijzing? Wat hebben B, en W. hieraan gedaan? Te dezer zake zijn wij positief gestemd. Uit recente besprekingen met de bestu ren van de Jeugdorganisaties, die als kandidaat partners voor deze stichting kunnen worden beschouwd is ons gebleken dat toetreding tot de Stichting Coördi natie Dienstverlening Jeugd- en Jonge renwerk binnen afzienbare tijd zal plaats hebben. V/ij merken naar aanleiding van deze vraag op, dat er onderscheid dient te worden gemaakt tussen geprofessionali seerd jeugdwerk en vrijwilligerswerk. Eerstgenoemd jeugdwerk vindt tot nu toe uitsluitend plaats in de binnenstad. Het behoeft geen betoog, dat juist het geprofessionaliseerde jeugdwerk verre weg het grootste bedrag aan subsidie opeist. In de buitenwijken wordt thans nog uitsluitend vrijwilligerswerk voor de jeugd verricht. In de wijk llijlan heeft een aantal maanden een beroeps kracht van de Stichting Sociaal Cultu reel Werk voor de Jeugd in Leeuwarden gewerkt, doch door het ontbreken van middelen bij het Rijk moest dit project zeer recentelijk ^worden beëindigd. Wij zijn er van overtuigd dat, zouden de middelen dit toelaten, ook in de buiten wijken geprofessionaliseerd jeugdwerk zal komen. Wij merken daarbij nog op dat naar onze mening het vrijwilligerswerk in het tota le Jeugdwerk een zeer grote plaats zal dienen blijven in te nemen. Een accentuering op centrum-accommoda ties komt ons in het algemeen niet on juist voor. Voor de jongeren die mobiel zijn, heeft het centrum immers een sterke aantrekkingskracht. Overigens verwijzen wij naar ons ant woord op vraag 3, 5 t/m 8 Voor de beantwoording van deze vragen verwijzen wij U naar ons voorstel van 21 januari 1972 bijlage no. 40-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1972 | | pagina 100