[Bijlage no. 81.
N
■Preadvies omtrent het verzoek van de heer T.A. Tiemersma om ontheffing te ver
lenen van een aanschrijving tot het afbreken van een clandestien gebouwde garage
|op het achtererf van het perceel Raadhuisstraat 9alhier.
Leeuwarden, Imaart 1972,
m de Gemeenteraad.
Op 19 ciei 1970 verzocht de heer T.A. Tiemersma, Raadhuisstraat 9> alhier,
Ivergunning voor het oprichten van een garage en een pijpenkamer op het achtererf
Ivan voormeld perceel. De bouwvergunning werd door ons College geweigerd bij be-
Isluit no. 3 136/70 d.d. 12 augustus 1970. De voornaamste weigeringsgrond was het
feit, dat het achtererf volledig zou worden bebouwd, hetgeen in strijd is net
■artikel 49 van de bouwer ordening.
Een herziene bouwaanvraag d.d. 31 augustus 1970, waarbij de garage van de
oorspronkelijke bouwtekening was afgevoerd- het overblijvende achtererf was op de
■herziene tekening aangegeven als "open binnenterrein voor stalling auto" - vol-
Ideed eveneens niet aan de in artikel 49 van de bouwverordening gestelde eisen
het betrekking tot open erven. Een vrijstellingsnogelijkheid hiervoor is niet aan-
Iwezig. Formeel gezien had de bouwvergunning dan ook moeten worden geweigerd. Ge-
Izieti het feit, dat het hier ging om het behoud van het bekende
Ibelangen van derden by realisering van het bouwplan niet zouden worden
[hebben wij gemeend de bouwverordening in dit geval soepel te moeten toepassen.
Be gevraagde bouwvergunning werd bij besluit van 5 november 1970 verleend, zulks
overeenkomstig het ingediende bouwplan. 3ij een afzonderlijk schrijven hebben wij
de heer Tiemersma er nadrukkelijk op gewezen, dat liet op de bouwtekening als
"open binnenterrein" aangegeven achtererf op generlei wijze mocht worden overdekt
[en dat aan bebouwing c.q. overdekking ook in de toekomst geen medewerking zou
horden verleend.
3ij een na de uitvoering van het werk gehouden controle bleek evenwel, dat
de lieer Tiemersma ondanks de inhoud van onze brief van 6 november 1971 op het
achtererf alsnog een garage heeft gebouwd, terwijl ook overigens het werk niet
Iovereenkomstig de verleende bouwvergunning is uitgevoerd.
Dit is voor ons aanleiding geweest de heer Tiemersma bij brief van 4 januari
1972, 3 239/70, aan te schrijven om binnen een maand de clandestien gebouwde ga
rage af te breken en de stalen kanteIdeur en de loopdeur in de oostelijke tuin-
nuur alsnog uit te voeren overeenkomstig de verleende bouwvergunning.
Iioubeyn-orgel en
schaad.
Tegen een aanschrijving als do onderhavige kan betrokkene niet in beroep
o
c. O
ie verlenen van
geeft ons
januari 1972 tot Uw
de aanschrijving tot
aanleiding het vol-
V O 03
vei
uonen. De heer Tiemersma heeft zich evenwel bij brief van
Raad gewend met het versoek hem ontheffing
aioraak van de gebouwde garage.
De inhoud van de brief van de heer Tiemersma
gfindo op te merken.
Uit verkregen informaties is ons gebleken, dat destijds
°P uet achtererf geen garage aanwezig was. Vat door de heer
alinea van zijn brief als een garage is aangeduid was niet meer dan een afdak.
T? de bouwtekening, aangevende de nieuwe toestand, overeenkomstig welke tekening
1,!J ao bouwvergunning hebben verleend, is duidelijk vermeld, dat het overblijvende
fsaeelte van het achtererf "open binnenterrein" zou blijven. Vij kunnen ons niet
aan de indruk onttrekken, dat de heer Tiemersma de garage welbewust clandestien
neeft gebouwd.
n
.eraersna
bouwing
n de derde