3. Eventuele voordelige saldi worden gereserveerd door middel van een egalisatierekening. Eventuele nadelige saldi worden, voorzover mogelijk, bestreden uit de in dit lid bedoelde egalisatierekening. 5« De verplichting tot betaling der bijdragen als in dit artikel bedoeld houdt op te bestaan met ingang van het tijdstip, waarop de school niet langer voldoet aan de voorwaarden voo.r het ontvangen van de rijksbijdragen. artikel 33» 1 De gemeenten verbinden zich bij te dragen in de eventuele niet-subsidi- abele kosten van de instelling en wel met inachtneming van het bepaalde in lid 2 van dit artikel. l 2. In de niet-subsidiabele kosten, bedoeld in het eerste lid, wordt door elk der deelnemende gemeenten bijgedragen in verhouding tot het aantal inwoners van haar gemeente op 31 december van het boekjaar, waarin de niet subsidiabele kosten zijn gemaakt tot het totaal aantal inwoners van de deelnemende gemeenten op die datum. Als inwoneraantal wordt in aanmerking genomen het door het Centraal Bureau voor de Statistiek op dat tijdstip voor iedere deelnemende gemeente vastgestelde bevolkingscijfer. 4. Indien blijkt, dat de in lid 3 bedoelde egalisatierekening ontoereikend is om eventuele nadelige saldi te kunnen dekken, stelt het algemeen be stuur, na vaststelling van de rekening en verantwoording door Gedeputeerde Staten en na goedkeuring hiervan door de Minister van Onderwijs en Veten- schappen, overeenkomstig artikel 33 op voorstel van het dagelijks bestuur met toepassing van het tweede lid van dit artikel een berekening van de door de gemeenten te betalen bijdragen vast. Het dagelijks bestuur brengt de aldus vastgestelde en verschuldigde bijdragen ter kennis van de gemeenten. De besturen van de gemeenten dragen deze bijdragen aan de instelling af binnen 30 dagen na dagtekening van voormelde kennisgeving. Vanneer het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, betalen de gemeenten een voorschot op de hiervoren bedoelde bijdrage. IX. Archief. artikel 34- Voor de zorg, de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van de bij deze regeling ingestelde organen, alsmede omtrent het toezicht daarop, gelden dezelfde regelen als ten aanzien van de archiefbescheiden van de gemeente Leeuwarden zijn of worden vastgesteld X. Overige bepalingen. A. Duur van de regeling. artikel 33» Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. artikel '$6. 1Deze regeling kan worden gewijzigd bij eensluidende besluiten van ten minste tweederde van de gemeentebesturen 2. Voorstellen tot wijziging van deze regeling kunnen uitgaan van het algeneen bestuur en van één of meer gemeentebesturen. 3- Indien het voorstel uitgaat van het algemeen bestuur, zendt dit bestuur het voorstel aan de gemeentebesturen, die binnen twee maanden 11a ontvangst van dit voorstel een besluit nemen en dit terstond aan het algemeen bestuur mededelen. Indien ten minste tweederde van de gemeentebesturen het voorstel heeft aangenomen, zendt het algemeen bestuur het betreffende besluit ter goed keuring aan Gedeputeerde Staten. 4, Indien het voorstel uitgaat van één of meer gemeentebesturen wordt bet voorstel aan het algemeen bestuur gezonden. Het algemeen bestuur doet het voorstel, met zijn beschouwingen ter zake binnen drie maanden aan de gemeentebesturen toekomen, waarna verder door de gemeentebesturen en het algemeen bestuur Wordt gehandeld als vermeld in het derde lid van dit artikel. 5, Het algemeen bestuur geeft de gemeentebesturen kennis van het aanvaarden, verwerpen, goedkeuren of niet goedkeuren van de in dit artikel bedoelde voorstellen, respectievelijk besluiten. 6, De op de in dit artikel aangegeven wijze tot stand gekomen wijzigingen van de regeling zijn bindend voor alle deelnemende gemeenten. B. Toetreding en uittreding. artikel 37» lot deze regeling kunnen andere gemeenten toetreden, indien de raden der deelnemende gemeenten hiertegen geen bezwaar hebben. Een verzoek tot toetreding dient bij het algemeen bestuur te worden ingediend, dat aan de gemeentebesturen van de deelnemende gemeenten advies uitbrengt over de toetreding en de eventueel te dier zake te stellen voorwaarden. artikel 38» 1. De raad van elke aan de regeling deelnemende gemeente kan in de loop van het jaar 1977 en zo vervolgens om de vijf jaren een besluit nemen, waarbij de deelneming aan deze regeling wordt opgezegd ingaande twee jaren na het verstrijken van het jaar, waarin het besluit tot opzegging is genomen, met dien verstande, dat de uittredende gemeente alsdan ver plicht kan worden een door het algemeen bestuur, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, vast te stellen uittredingsbedrag aan de instelling te betalen. 2. Het algemeen bestuur kan in bijzondere gevallen, indien tenminste tweederde van de leden van het algemeen bestuur daartoe besluit, afwijking van de in het eerste lid van dit artikel genoemde opzeggingstermijn toestaan. C. Opheffing en liquidatie. artikel 39» Opheffing van deze regeling heeft plaats, indien de raden van ten minste tweederde der gemeenten daartoe besluiten. artikel 40 Indien deze regeling wordt opgeheven gaat het algemeen bestuur terstond tot liquidatie van de instelling over. Op de liquidatierekening is, voor zover mogelijk, het bepaalde in artikel 32 van deze regeling van toepassing. Het algemeen bestuur stelt de eindrekening en het eindsaldo vast en bepaalt het aandeel daarin voor elke gemeente, daarbij rekening houdende met het bedrag, dat door elk van de gemeenten gedurende de exploitatie in de kosten van de instelling is bijgedragen. Binnen drie weken na de vaststelling daarvan zendt het algemeen bestuur de rekening en de berekening van de ten bate c.q. ten laste van de ge meenten komende aandelen in het eindsaldo ter goedkeuring aan de Minister van Onderwijs en Wetenschappen. Indien bij de Minister ernstige bezwaren tegen de ingezonden rekening en berekening, hiervoor genoemd, bestaan, stelt het algemeen bestuur de rekening en berekening overeenkomstig de aanwijzingen van de Minister vast.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1972 | | pagina 121