- 2 -
Aangezien het bezwaar van reclamanten van financiële aard is en zich niet
richt tegen de stedebouwkundige conceptie, dient dit ongegrond te worden ver
klaard- Aan het financiële bezwaar kan overigens conform het in de vorige
alinea vermelde worden tegemoetgekomen.
Bezwaarschrift directeur Provinciaal Electriciteitsbedrijf in Friesland-
Het bezwaarschrift heeft betrekking op de volgende onderdelen van het
ontwerp-plan;
^lengd^binnenstadstangent naarCamminghaburen.
Aangevoerd wordt; dat de voortzetting van dit tracé in westelijke richting
(via de bestaande Kanaalweg) inhoudt, dat het terrein, behorende bij het
centrale-complex zal worden verkleind in verband waarmede een aantal be
drijfsgebouwen alsmede een woning zullen moeten verdwijnen; dat de kolen-
opslagplaats zal moeten worden verkleind en dat in verband met de breedte
van het tracé de bestaande voorziening van het kolentransport vanuit sche
pen naar de opslag niet meer toereikend zal zijn; dat de bestaande - ter
beveiliging van de omgeving in geval van uitstromen van olie uit de tanks
aarden wal rondom de olieopslag, voorzover deze moet worden verwijderd in
verband met het tracé, zal moeten worden vervangen door een andere voor
ziening, waardoor de thans aanwezige beveiliging behouden blijft; dat
voorzieningen zullen moeten worden getroffen ter beveiliging van de koel-
wateruitlaatkanalen, thans gelegen onder de bestaande Kanaalweg, welke
kanalen onvoldoende zullen zijn verstevigd voor de nieuw gedachte weg; dat
afgezien van schadevergoeding voor de te amoveren woning een vervangende
woning beschikbaar zal moeten komen; dat voor de bedrijfsgebouwen, welke
zullen moeten worden geamoveerd, op het eigenlijke fabrieksterrein geen
vervangende bouxir kan worden gepleegd; dat vervangende bouw zal moeten
worden opgericht op het bij de centrale behorende terrein, oostelijk van
het fabrieksterrein; dat deze terreinen onderling zijn gescheiden door de
kolen- en olieopslag en de haven in het Vliet; dat in verband hiermede de
op dit terrein eventueel nieuw op te richten gebouwen via de Kanaalweg
bereikbaar zullen moeten zijn; tenslotte dat doordat het wegtracé het meer-
bedoelde bijterrein verkleint, de mogelijkheden voor vervangende voorzie
ningen ten behoeve van de centrale geringer worden.
II. ^®^_§£^i£d._ê'elegen_ten zuiden_van_het_Vliet, bestemd als "bedrijven, be-
fGgetedL^_±nd.TJLSe—en./o;C_opsla.g"be^^e±ri met bijbehorend terrein
Tegen deze bestemming wordt bezwaar gemaakt, omdat in verband met het
kleiner worden van het bij de centrale, behorende terrein op Kleijenburg en
het moeten verdwijnen van de onder I. bedoelde bedrijfsgèbouwen, het nodig
zal kunnen zijn, dat dit gebied bij het totale complex van het nutsbedrijf
wordt getrokken- Om er zeker van te zijn dat een dergelijke uitbreiding
mogelijk zal kunnen zijn, dient aan dit gebied de bestemming "Openbare
nutsbedrijven en bijbehorende terreinen" te worden gegeven, aldus reclamant
III. l}®]t_maken_van kunstwerken in het Kurkemeer.
Door de realisering van het ontwerp-plan zal het Kurkemeer, dat een
onderdeel is van het koelwatercircuit van de centrale, op twee plaatsen
doorsneden worden door een weg, in verband waarmede bruggen c.q. dammen
met duiker zullen moeten worden aangelegd. Reclamant maakt hiertegen be
zwaar, omdat niet blijkt, dat bij deze bestemming rekening is gehouden met
voldoende doorstroomcapaciteit van het koelwater, welke 6 m3 per seconde
bij een maximale snelheid van 0,4 ni per seconde bedraagt.
Ad I.
Het tracé van de verlengde binnenstadstangent naar Camminghaburen is,
zoals reeds werd opgemerkt, na diepgaande studie vastgesteld. Yoor dit
tracé, dat deel uitmaakt van het hoofdwegennet, is geen gelijkwaardig
alternatief beschikbaar. Verlegging van het tracé, voorzover dit loopt over
de Kanaalweg, in zuidelijke richting is evenmin uitvoerbaar, aangezien dit
- 3 -
een versmalling met zich mee moet brengen van het Nieuwe Kanaal. Dit is niet
verantwoord omdat het Nieuwe Kanaal ter plaatse tevens als haven fungeert.
Ondermeer vindt hier het lossen plaats van de voor de centrale bestemde kolen
en olie. Wij beklemtonen hier, dat het traceren van de ontsluitingsweg via de
Kanaalweg is gebeurd in verband met het feit, dat deze weg in het kader van
het hoofdwegennet moet worden aangesloten op de verlengde (zuidelijke) binnen
stadstangent, die loopt over de Emmakade (N.Z.).
Om stedebouwkundige en verkeerstechnische redenen is een wijziging van het
thans gekozen tracé niet realiseerbaar.
Het tracégedeelte, dat loopt langs de bij de centrale behorende terreinen,
valt buiten het bestemmingsplan. Zeer waarschijnlijk zal het profiel voor dit
gedeelte worden vastgesteld overeenkomstig het op de plankaart aangegeven pro
fiel nr. 1. Over het definitieve profiel zal uiteraard nog overleg moeten
plaatsvinden met de directie van het P.E.B., omdat daarbij terreinen en gebou
wen van het bedrijf zijn betrokken. Uiteraard geldt dit ook voor de bereikbaar
heid van de bedrijfsterreinen vanaf de nieuw aan te leggen weg.
Wij achten het bezwaar betreffende de bereikbaarheid van deze terreinen
dan ook prematuur.
Aan de Sub I genoemde bezwaren kan door het treffen van (bouw)technische voor
zieningen worden tegemoetgekomen. Voorzover voor de realisering van dit wegge
deelte grond en/of gebouwen van het bedrijf benodigd zijn is vergoeding van de
hieruit voor het P.E.B. voortvloeiende schade door aankoop c.q. onteigening
voldoende verzekerd. Bij.de verwerving van de benodigde eigendommen van het
P.E.B. zullen tevens de overige schadeloosstellingen kunnen worden geregeld.
Gelet op het vorenstaande komen wij tot de conclusie, dat de onder I aan
gevoerde bezwaren met betrekking tot het tracé van de verlengde binnenstads
tangent naar Camminghaburen ongegrond behoren te worden verklaard.
Ad II.
Mede gelet op het feit, dat de terreinen, behorende bij de electriciteits-
centrale door de toekomstige weg naar Camminghaburen enigermate zuilen worden
verkleind, is het voor reclamant inderdaad van wezenlijk belang te achten, dat
voor het tegenwoordige centralecomplex voldoende expansiemogelijkheden blij
ven bestaan. Uitbreiding van het centrale gebied is, gezien de plaatselijke
situatie, alleen mogelijk in oostelijke richting, namelijk op de (nog) niet
in eigendom bij het P.E.B. zijnde gronden op Kleijenburg.
Tegen een dergelijke uitbreiding bestaan bij ons college geen stedebouwkundige
bezwaren. Haar onze mening behoort het onder II aangevoerde bezwaar dan ook
gegrond te worden verklaard.
In verband hiermede dient het ter visie gelegde ontwerp-plan te worden
gewijzigd in die zin, dat de gronden (gelegen op de oostelijke punt van Kleijen
burg) thans bestemd voor "bedrijven, bedrijfsgebied, industrie- en/of opslag
terrein met bijbehorend terrein", tevens worden bestemd voor openbare nutsbe
drijven.
Ad. III.
De civieltechnische plannen voor de twee in het ontwerp-plan geprojec
teerde overkluizingen over het Kurkemeer zijn nog niet uitgewerkt. In verband
hiermede kunnen de gegevens, waaruit ondermeer zou moeten blijken dat voldoen
de doorstroomcapaciteit voor het koelwater ten behoeve van de centrale blijft
bestaan, niet op de plankaart worden opgenomen.
Hu dit technisch uitvoerbaar is, zal bij de realisering van deze overkluizingen
uiteraard rekening worden gehouden met de noodzakelijke doorstroomcapaciteit
van het koelwater. Dit bezwaar behoort dan ook ongegrond te worden verklaard.
Resumerende stellen wij U, onder verwijzing naar de voor U ter inzage
gelegde stukken, voor;
1. de bezwaarschriften bedoeld onder A en B, het bezwaarschrift bedoeld onder
C, voor wat betreft de onderdelen B 1 en 3» ongegrond te verklaren en het
bezwaarschrift onder C, voor wat betreft het onderdeel B 2 gegrond te ver
klaren;