1 - 2 - Wij geven U dan ook in overweging dit bezwaar gegrond te verklaren. De bezwaren van de Hoofdingenieur-directeur, voornoemd, richten zich tegen: 2. 3 bebouwingsgrens: het niet juist op de plankaart voorkomen van de uit de as van de zuidelijke rijbaan van de toekomstige Rijksweg traceerd onmiddellijk ten noorden van het plangebied; het niet volledig reserveren van de voor deze weg benodigde grond; van 100 9, ge- m. het niet inachtnemen Midlum-Leeuwarden, t, respectievelijk voor het plangebied; de wegaansluiting op van de bebouwingsgrenzen ten opzichte van de Rijksweg w. 100 en 200 m. uit de as van de noordelijke rijbaan, de laagbouw on hoogbouw in de zuidelijke rand van de Rijksweg Midlum-Leeuwarden, ter hoogte van het bestaande benzine-station (in de zuidwestelijke hoek van het plangebied). Met betrekking tot de bezwaren ad 1 en 2 merken wij op, dat bij het ontwerpen v: bekend was m het plan is uitgegaan van een wegtracé, zoal: De plankaart kan thans zonder bezwaar worden ox dat destijds .ngepast aan het nu bekende tracé van de nieuwe Rijksweg. De te wijzigen bebouwingsgrens treft slechts de bestemmingen begraafplaats en volkstuinen. Tegemoetkomen aan deze bezwaren houdt in, dat de bebouwingsgrens ten opzichte van de toekomstige Rijksweg 9» alsmede een gedeelte van de noordelijkr plangrens pin. 10 m in zuidelijke richting worden verschoven, hetgeen niet van invloed zal zijn op de realisering van het plan. Deze bezwaren kunnen naar ons oordeel gegrond worden verklaard. liet bezwaar, genoemd sub 3? tast evenwel belangen aan die van wezenlijke betekenis zijn voor de uitvoering van de woningbouwplannen in het plangebied, Het inachtnemen van de door reclamant gewenste rooilijnafstanden zal namelijk tot gevolg hebben dat ongeveer 100 woningen minder kunnen worden gebouwd, terwijl de bouwplannen van de N.C.H.B. op het terrein in de zuid oostelijke hoek van het plangebied evenmin gerealiseerd zullen kunnen worden. Een en ander betekent een zodanige wijziging van de grondprijs per woning dat de economische uitvoerbaarheid van het plan ernstig in gevaar wordt gebracht Overigens merken wij op, dat uit het officiële vooroverleg ex artikel 8 Besluit op de Ruimtelijke Ordening, waarbij ook Rijkswaterstaat be- t aan de uit de a: van het trokken is, niet naar voren is gekomen, d bied een bebouwingsgrens van 100 en 200 m rijbaan moet worden gehouden voor respectievelijk het officiële vooroverleg is van onder meer de bestemming plange- uidzijde van het van de dichtstbijgelegen agbouw en hoogbouw. Bij er slechts op gewezen, dat de rooilijnafstanden /oondoeleinden A" (bungalowterrein in het 1 over eenstemden met de "Richt- westelijk deel van het plangebied) niet over lijnen bebouwingsgrenzen" Met deze opmerking is in het huidige ontwerp rekening gehouden. Mij kunnen niet inzien, dat genoemde bebouwingsgrenzen ook moeten worden gehanteerd voor het gedeelte van de weg Midlum-Leeuwarden, dat is gelegen langs de zuidzijde van dit plangebied. Immers zodra do nieuwe Rijksweg 9 zal zijn aangelegd zal dit weggedeelte zijn tegenwoordige betekenis van- hoofdweg voor doorgaand verkeer verliezen en het karakter verkrijgen van stedelijke invalsweg. Juist met het oog op deze functieverandering heeft Rijkswaterstaat enige jaren geleden reeds met de gemeente gecorrespondeerd over de overdracht aan de gemeente Leeuwarden van de op het grondgebied van de gemeente gelegen gedeelte van de Rijksweg Midlum-Leeuwarden. Ook bij het overleg met Rijkswaterstaat over het hoofdwegennet en het struc tuurplan is er steeds van uitgegaan, dat dit weggedeelte in de toekomst haar functie van Rijksweg zal verliezen. Wij achten het derhalve niet reëel, dat, nu het karakter van Rijksweg nog slechts van tijdelijke aard zal zijn, de in het algemeen door Rijks waterstaat gehanteerde rooilijnen ten opzichte van Rijks-(snel) wegen thans nog onverkort voor het onderhavige weggedeelte worden toegepast. Wij hebben dan ook met de Hoofdingenieur-directeur overleg gevoerd over dit onderdeel van zijn bezwaarschrift. Dit heeft tot resultaat gehad dat de gestelde eisen ten aanzien van de bebouwingsgrenzen in het zuide lijke plangebied zijn verzacht. In plaats van 100 en 200 m. uit de as van de noordelijke rijbaan van de Rijksweg Midlum-Leeuwarden dienen de bebouwing grenzen voor laagbouw (zijnde maximaal 10 m hoog) en hoogbouw thans te worden gesteld op een afstand van respectievelijk 30 en 60 m. uit de as van de Poptawei (oude Rijksweg Leeuwarden-MarssumTegemoetkoming aan deze eisen achten wij redelijk en verantwoord. Ook de beide grondexploitanten hebben zich met deze rooilijnafstanden kunnen verenigen. Ons inziens kan dit herziene bezwaar dan ook gegrond worden verklaard. Het bezwaar sub 4 tenslotte richt zich tegen de westelijke wegaanslui ting op de Rijksweg Midlum-Leeuwarden, zolang de nieuwe Rijksweg 9 niet is gerealiseerd. Tegen aansluiting op de oude Rijksweg naar Marssum, de Popta wei, heeft Rijkswaterstaat geen bezwaar. Ten aanzien van dit bezwaar merken wij op dat tijdens het officiële vooroverleg een zelfde opmerking is gemaakt over deze wegaansluiting Voorshands kan inderdaad worden volstaan met een aansluiting op de Poptawei. Voor een goede ontsluiting van hot plangebied zal de aansluiting op de bestaande Rijksweg - voorzover wij dat nu kunnen beoordelen - op de lange duur niet kunnen worden gemist. Dat deze aansluiting, zolang de Rijksweg fungeert als hoofdweg voor door gaand verkeer om verkeerstechnische redenen overwegende beswaren ontmoet, achten wij reëel. Het ontmoet bij ons geen beswaar, dat deze wegaansluiting, welke als suggestie is aangegeven binnen de bestemming "Verkeersdoeleinden" voorshands niet uitdrukkelijk op de plankaart wordt aangegeven. liaar ons oordeel kan het bezwaar sub 4 gegrond worden verklaard. Verder is het noodzakelijk de voorschriften aan te vullen mot een bepaling betreffende de hoogte van de bouwwerken in het gebied, waarover het straalverbindingstraject van de P.T.T. is gelegen. Resumerende stellen wij U, onder verwijzing naar de voor TJ ter inzage gelegde stukken, voor op de bezwaarschriften te beschikken, zoals hiervoor is aangegeven en vast te stellen het ontwerp-bestemmingsplan "Westeinde 1970"» welk ontwerp-plan op de volgende punten afwijkt van het ter visie gelegde ontwerp: a. het tracé van de in het dijklichaam van de spoorlijn Leeuwarden-Stiens gelegen aardgastransportleiding is als aanduiding op de plankaart aangegeven; b. de bebouwingsgrens ten opzichte van de toekomstige Rijksweg 9 is aange past aan het thans bekende tracé van deze weg; c. de noordelijke grens van het plan is zodanig verschoven, dat deze aan sluit op het gebied, benodigd voor de toekomstige Rijksweg 9» d. voor de laagbouw en hoogbouw in het zuidelijk plangebied zijn cp de plankaart bebouwingsgrenzen aangegeven gelegen op een afstand van respec tievelijk 30 m. en 60 m. uit de as van de poptawei; e. de als suggestie op de kaart aangegeven westelijke aansluiting op de Rijksweg Midlum-Leeuwarden is vervallen; f. artikel 15 van de voorschriften is aangevuld in verband met de wijziging bedoeld onder d; g. artikel 19 is aangevuld in verband met het straalverbindingstrajeet van de P.T.T.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1972 | | pagina 41