- 2 - Hoewel het vorenstaande in principe ook van toepassing zou kunnen worden geacht voor de J.H. van IJsselskoalle te Hempensmoet er ten aanzien van deze school op worden gewezen, dat het aantal leerlingen van gemiddeld 21 over 1969 tot gemiddeld 16 over 1972 is teruggelopen, een verhoudings gewijs aanzienlijke daling. Op 16 september j.l. bedroeg het aantal leerlinge. 17, maar ook dit is een te gering aantal om te pleiten voor instandhouding van de school op dezelfde gronden als voor die van de bovenbedoelde drie scholen. Afgezien van het feit, dat voor de kinderen uit ïïempens en omgeving de afstand naar de openbare school in Goutum 3 h 4 km bedraagt is echter voorshands in deze school geen plaatsruimte beschikbaar. Wij zijn daarom van oordeel, dat voor instandhouding van de school in Henpens artikel 22bis, 6e lid, van de Lager-onderwijswet 1920 toepassing dient te vinden. Bit lid luidt: "Onze Minister kan, de Onderwijsraad gehoord, op verzoek van de "gemeenteraad in bijzondere gevallen telkens voor een jaar of tot wederop zegging bepalen, dat een school wordt in stand gehouden, ook al is het "aantal leerlingen minder dan in het eerste lid is voorgeschreven." In dit geval zal dus telkenjare een beslissing ontrent de instandhouding moeten worden genomen, Be Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, heeft evenwel tijdens zijn bezoek aan de school in Hempens op 27 oktober j.l. laten weten, dat er op gerekend mag worden, dat bij gelijkblijvende omstandig heden (aantal leerlingen en onderwijskundige situatie) elk jaar een gunstige beslissing op het verzoek van de gemeenteraad tot instandhouding van bedoelde school zal worden genomen. Mede op grond van die uitlating zijn wij van oordeel, dat voor de school in Hempens de aangegeven procedure moet worden gevolgd Aan het vorenstaande voegen wij nog toe, dat wij aan een school als samenbindend element in de plaatselijke samenleving grote betekenis hechten. Opheffing kan, vooral in de kleinere dorpen, tot aantasting van de dorps gemeenschap leiden en moet ook uit dien hoofde ongewenst worden geacht. Op grond van al hetgeen hiervoor is opgemerkt, en met name wat betreft de naleving van artikel 19 van de wet, zijn wij van mening, dat op dit moment niet tot opheffing van een of meer van de vier dorpsscholen moet worden overgegaan. Wij geven IJ dan ook in overweging te besluiten overeen komstig de hierna opgenomen ontwerpen. Zowel.de Schoolraad voor het openbaar lager onderwijs als de Commissie voor het Onderwijs kunnen zich met ons voorstel verenigen. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J.S. Brandsma Burgemeester. de Jong Secretaris. Ho. 14616a. BE RAAB BER GEMEENTE LEEUVAEDEN; Overwegende, dat het gemiddeld aantal leerlingen naar de maatstaf van artikel 28 der Lager-onderwijswet 1920 van de Wiardaskoalle te Goutum, de Prof. Wassenberghskoalle te Lekkum en de TJniaskoalle te Wirdum in 1972 resp. 57) 58 en 37 bedraagt; dat ingevolge artikel 22bis, eerste lid, van genoemde wet tot opheffing van deze scholen dient te worden besloten, daar het aantal leerlingen van elk dier scholen minder dan 100 is; dat evenwel de instandhouding van bovenbedoelde scholen krachtens artikel 19 dier wet wordt gevorderd; gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 9 november 1972 (bijlage no. 357); BESLUIT: net toepassing van artikel 22bis, tweede lid van de Lager-onderwijswet 1920, te verklaren, dat de instandhouding van de drie bovengenoemde scholen ingevolge artikel 19 dier wet wordt gevorderd. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Voorzitter. Secretaris

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1972 | | pagina 261