4 - Do Raad voor de Volkshuisvesting huldigt in zijn genoomd advies een enigs zins afwijkende mening. De Raad zet enkele vraagtekens hij de manier, waarop de totale woningbehoefte is berekend en vindt met name dat het aspect van de bestaande woningvoorraad - voor de aanbodzijde op een woningmarkt van overwe gend belang - in het rapport onvoldoende is belicht. Ook het ontbreken van re cente cijfers over o.a. grootte, huurprijs, leeftijd, kwaliteit en eigendoms verhouding van de bestaande woningvoorraad wordt door voornoemde Raad als een omissie gevoeld. Wij stellen daar tegenover dat met name het vooroorlogoo wo- ningbozit van gemeente en woningcorporaties vrij recentelijk door de Nationale Woningraad is doorgelicht en een goed beeld geeft van de toestand, waarin deze woningen verkeren. Hoewel de Raad voor de Volkshuisvesting wel enkele reserves heeft omtrent de to vervrachten bevolkingsontwikkeling en voorts enige zorgen heeft over de ontwikkeling van do leegstand kan hij, in aanmerking nemende de geregistreerde woningbehoefte, het grote aantal nog bewoonde onvolwaardige woningen, alsmede de omstandigheid, dat woongelegenheid ook werkgelegenheid kan scheppen, zich met een woningbouwprogramma van circa 1000 woningen per jaar, althans voor de komende drie jaar, verenigen. Wel is hij van mening dat voortdurend "de vinger aan'de pols" gehouden moet worden, opdat zo nodig de bakens tijdig^verzet Kunnen worden. Met het laatste zijn wij het volledig eens. Hoewel uiteraard het planolo gische kader moet worden geschapen om een ongestoorde woningbouw in flinke aan tallen mogelijk te maken, zien wij de taakstelling van circa 1000 woningen per jaar niet als oen onafhankelijke grootheid, waaraan niet meer geschaafd zou mo gen worden. Mot name de ontwikkeling van de leegstand, zowel in Leeuwarden als daarbuiten, maant o.i. tot voorzichtigheid bij op ons afkomende nieuwe woning- bouwinitiatieven. ad III. Voor wio dient en kan worden gebouwd. Een belangrijke gevolgtrekking, wolko men uit het rapport kan halen, is wel dat de woningnood hot grootst is bij hen, wier financiële mogelijkheden het geringst zijn. Ook de conclusie dat bij toepassing van aanvullende huursubsidie en een huurquote van 20 a 25ongeveer de helft van de woningzoekenden de huur van de nieuwbouw met een prijsklasse van 200,tot 500,-- per maand zou kunnen betalen, stemt zeker tot nadenken. Het bovenstaande houdt in feite in, dat de activiteiten van de woningcor poraties zich in do komende jaren bij voorrang zouden moeten richten op voor genoemde categorie betaalbare woningen. Het is u echter bekend, dai. als gevolg van bouwkostenstijgingen do huurprijsontwikkeling de laatste tijd zodanig is geweest dat woningbouw in een huurklasse tot 200,-- per maand praktisch niet meer mogelijk is, tenzij men zou besluiten tot een drastische verlaging van het uitvoorings- en voorzieningenniveau van de woningen. De woningcorporaties zijn daar huiverig voor met het oog op do consequenties, welke zulks o.a. ten aanzien van hot onderhoud zal hebben. Ook wij achten een dergelijke maatregel onjuist. Hoewel van oordeel, dat het sociaal aanvechtbaar moet worden geacht, dat minderdraagkrachtigen grotendeels op doorstroming zijn aangewezen, zouden v/ij er niet voor willen pleiten, dat woningen worden gebouwd, welke qua construe tie- en voorzieningenniveau een belangrijke stap terug zou inhouden. Uiteraard blijft bezinning op grond- en bouwkosten dringend gewenst. Het behoeft geen betoog dat de doorstroming krachtig zal moeten worden be vorderd. Voor potentiële doorstromers zal alsdan acceptabele nieuwbouw aanwezig moeten zijn en daarbij dient te worden gelet op een juiste afstemming van dif ferentiatie naar woonvorm, grootte en andere verlangens van de doorstromers, m.a.w. een gedifferentieerd woningpakket, dat de mogelijkheid inhoudt voor een ruime keuze. Mot het oog op het aanwezige woningtekort hebben wij destijds de daarvoor in aanmerking komende diensten (woningbedrijfgrondbedrijf, bouw- en woning toezicht) opdracht gegeven de onttrekking van woningen aan hun bestemming, c.q. onbewoonbaarvcrklaring, met de nodige voorzichtigheid te behandelen. Een zelfde - 5 - verzoek is gedaan aan de woningcorporaties, terwijl daarnaast de renovatie van vooroorlogse v/oningen van gemeente en corporaties krachtig is bevorderd en met succes De Raad voor de Volkshuisvesting wijst er in haar advies op, dat zich in de woningmarktsituatie van Leeuwarden enkele ongewisse factoren voordoen, die aanleiding zouden kunnen geven, dat ook op hot werkterrein van amovatie en re novatie "bijstelling" noodzakelijk wordt van eerder ingenomen standpunten. Wij onderschrijven zulks. De zeer omvangrijke bouwplannen, welke momenteel in uitvoering zijn of worden gebracht zullen enerzijds hun invloed doen gelden op de vraag naar minder aantrekkelijk te achten woningen, anderzijds zal de toe name van do nieuwbouw vragen om een bezinning over zaken als sanering, amova tie en renovatie, alsmede over het tempo daarvan. ad IV. Hoe dienen de te bouwen woningen te worden gedifferentieerd naar woon vorm, bouwhoogte, woninggrootte, eigendomsverhouding en prijsklasse? Eerder hebben wij betoogd, dat grote verscheidenheid van verschillend ge typeerde woonmilieus een eigen aantrekkelijkheid kan geven aan de stedelijke sfeer, waardoor de stad een alternatief kan bieden voor landelijk wonen. Aan gezien woonvormen medebepalend zijn voor het woonmilieu zal aan do keuze van de eerste'bijzondere aandacht moeten worden besteed. Hot rapport heeft uitgewezen, dat er oen duidelijke voorkeur uitgaat naar het eengezinshuis (80 h. 90$). In de nieuwe bestemmingsplannen is, zoals u bekend is, hot percentage meergezinshuizen reeds belangrijk afgezwakt en tot o.i. aan vaardbare proporties teruggebracht. Die lijn zal naar onze mening in Cammingha- buren moeten worden voortgezet. Ten aanzien van de woninggrootte komen de samenstellers van het rapport tot de conclusie dat voor de jaren 1971-1976 het accent zal dienen te liggen op woningen van 4 en 5 kamers (samen 65$)daarbij er van uitgaande dat bij reno vatie en doorstroming relatief voel kleine woningen vrijkomen. Meergezinshui zen zullen voornamelijk 1, 2 en 5 kamers mogen bevatten en zullen moeten vol doen aan de woonbehoefte van alleenstaanden, onvolledige en kleine gezinnen, v/aaronder bejaarden. Voor wat de eigendomsverhouding betreft heeft het onderzoek uitgewezen, dat de bouw van koopwoningen meer aandacht verdient dan in het verleden het geval is gei/eest. Het rapport geeft als streefpercentage 25-50$ van de nieuw te bouwen woningen, hetgeen nogal afsteekt bij de circa 5$ van de gerealiseer de nieuwbouw over 1969 en 1970. Wij merken naar aanleiding hiervan op, dat in do bestemmingsplannen Aldlfin-West, Westeinde en C-outum o.i. momenteel voldoende bouwmogelijkheden aanv/ezig zijn om aan de vraag naar koopwoningen te voldoen. De ervaringen, welke daar worden opgedaan, zullen mede de basis kunnen vormen voor do moest gewenste differentiatie naar eigendomsverhouding in het plan Cam- rainghaburon. Ten aanzien van de in het rapport vermelde maximale koop- respectievelijk huurprijzen, dient te worden opgemerkt, dat deze zijn gebaseerd op prijsbasis 1970, zodat geen rekening is gehouden met de ontwikkeling van lonen en prijzen sindsdien. Bij gebruik van het rapport zal daarom een index moeten worden inge voerd om de in het rapport genoemde huren en koopsommen te "vertalen" in aktuelc huren en koopsommen. Ofschoon ook de subsidieregelingen t.b.v. de nieuwbouw elk ja.ar worden aangepast teneinde do kloof tussen oud- en nicuwbouwhuron niet al te zeer te vergroten, is toch de situatie voor deze categorie van woningen erg kwetsbaar geworden en zelfs bij toepassing van aanvullende individuele huursubsidie op grote schaal zal het moeilijk zijn binnen de in het rapport genoemde grenzen to blijven. Hoewel v/ij hier en daar wel enkele bedenkingen hebben - onze indruk is D.v. dat het accent enigszins te veel op do grotere woningen is komen te liggen - menen wij toch in zijn algemeenheid het op bladzijde 11 onder punt 55 van het rapport weergegeven differentiatioschema voor de periode 1971-1976 als uit gangspunt te kunnen aanvaarden. Wij zijn het verder eens met de zienswijze van de Raad voor de Volkshuisvesting, dat vermeden zal moeten v/orden initiatiefne mers tot de bouw van v/oningen al te zeer "vast te pennen" op dit differentiatio schema en dat hun met het oog op hun eigen verantv/oordelijkheid een zekere vrij heid zal moeten worden gelatc-n.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1973 | | pagina 129