Voor de noodzakelijke differentiatie in het nieuwbouwpakket ie
in de derde plaats noodzakelijk dat inzicht bestaat in de woonwensen
van de woningbehoevende huishoudens, teneinde te kunnen vaststellen
welke woningen gebouwd moeten worden en welke voorzieningen deze
woningen moeten hebben. Inzicht zal ook moeten worden verkregen in
de meest gewenste typen, of de voorkeur uitgaat naar het eengezins
huis of meergezinshuisin welke verhouding dit zal moeten gebeuren
enz. enz. Inzicht is ook gewenst in de noodzakelijke verhouding
tussen huur- en eigenwoning, hoeveel bejaardenwoningen er moeten
komen, woningen voor speciale behoeften, enz.
Gezegd moet worden dat het rapport op dit probleem zeer uit
voerig is ingegaan en in de samenvatting van het rapport worden dan
ook te dien aanzien meerdere concrete aanbevelingen gedaan, terwijl
resumerend een differentiatieschema is bijgevoegd, dat in feite de
basis moet zijn voor het nieuwbouwpakket.
Het researchinstituut is tot dit schema gekomen na analyse van
de uit de enquête verkregen gegevens van verschillende wijken als
Heechterp, Nylên en Bilgaard. De Raad meent, na bestudering van het
vele cijfermateriaal in het rapport, dat hij dit differentiatieschema
in zijn algemeenheid wel kan onderschrijven. Opgemerkt dient in dit
verband dat dit schema niet veel afwijkt van de conclusies uit eerdere
onderzoekingen elders in den lande. Ook v&br het onderzoek mocht zon
der meer worden gesteld dat het eengezinshuis (lieist met kap) verre
de voorkeur had, ook in Leeuwarden, en dat, gelet op de gemiddelde
inkomenspositie, de huur van deze woning niet al te hoog zou moeten
zijn.
De verdienste van het rapport is dat men thans de bij velen
aanwezige gevoelsmatige indruk omtrent het meest wenselijke nieuw
bouwpakket, door analyse van verkregen cijfermateriaal bevestigd
ziet.
Voormelde analyse is voor de samensteller tevens aanleiding ge
weest tot het uitspreken van een voorkeur voor bepaalde woningtypen.
Dit gaat de Raad evenwel te ver. Enerzijds acht hij de vraagstelling
aan de geënquêteerden op dit punt te summier dan wel onvolledig,
anderzijds meent de Raad dat de populariteit van een bepaalde wookt
vorm snel veranderlijk kan zijn, zodat het z.i. onjuist is uit de
verkregen antwoorden al te gauw conclusies te trekken en er beleids
beslissingen op te baseren.
De Raad is het eens met de stelling in het rapport dat een zo
groot mogelijke aanpasbaarheid van woning en woonomgeving aanbeve
ling verdient doch in tegenstelling tot de mening van de rapporteur
is hij enigermate bevreesd voor de daaraan verbonden financiële
consequenties.
Het rapport concludeert dat veel gelegen is aan een goed wer
kende doorstroming. Vermeld wordt dat Leeuwarden in dit opzicht
reeds thans gunstig afsteekt tegen elders in den lande opgedane
ervaringen. Ter meerdere bevordering van deze doorstroming heeft
de Raad reeds eerder en wel in zijn advies inzake de gewijzigde
krotontruimings- en doorstromingsregeling enkele aanbevelingen aan
uw College gedaan. Met de conclusie uit het rapport kan overigens
volledig akkoord worden gegaan.
De rapporteur spreekt verder als zijn mening uit dat bij alle
plannen groepen van bewoners meer rechtstreeks bij de planvorming
zouden moeten worden betrokken. De Raad acht zulks in principe een
toe te juichen zaak maar zij acht de oplossing daarvan in de prak
tijk moeilijk en is bevreesd voor het - geldverslindende - tijdver
lies dat uit deze inspraak zal kunnen voortvloeien. Ook al zou men
er in slagen om een methode te ontwikkelen, waarbij aan grotere be
volkingsgroepen grote en directe inspraak wordt gegeven, dan nog
valt naar het oordeel van de Raad niet te verhinderen dat onderdelen
en/of delen van het plan "hard" worden op een moment, dat nog niet
met de realisering van het plan kan worden begonnen. Bovendien
vraagt de Raad zich af welke waarde aan de aldus tot stand gekomen
woonwensen moet worden toegekend; zijn zij zo vaststaand en zeker
dat zij norm kunnen zijn voor een stedebouwkundig- en volkshuis
vestingsbeleid?
III. Ontwikkeling van de woningbehoefte.
Voor de in de komende jaren te verwachten ontwikkeling van de
woningbehoefte zullen inzicht en gegevens nodig zijn betreffende de
demografische en economische ontwikkeling van het woningmarktgebied.
Genoemd kunnen worden de groei van de bevolking, aantallen huwelijken,
migratie, werkgelegenheid, inkomensontwikkeling e.d.
Bevolkingsontwikkeling en woningbehoefte zijn twee elkaar over en
weer beïnvloedende grootheden: naarmate de bevolking toeneemt zijn er
meer woningen nodig, omgekeerd geeft de beschikbaarheid van woningen de
mogelijkheid de bevolkingsgroei te stimuleren. Dat dit echter niet al
tijd opgaat tonen de cijfers over de laatste jaren over de gemeente
Leeuwarden duidelijk aan: