No. 1732.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van
februari 1973 (bijlage nr. 60)
gelet op artikel 252, eerste lid der Gemeentewet;
BESLUIT
met ingang van 1 maart 1973, onderdeel "b" van zijn besluit van
21 november 1962, nr. 13117 a, strekkende tot aanwijzing van tak
ken van dienst als bedoeld in artikel 252 van de Gemeentewet, te
wijzigen als volgts
a. In plaats van "3. de Openbare Werken;" wordt gelezens
"3. de Dienst Stadsontwikkeling;";
b. "6. het Grondbedrijf;" vervalt.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Vaststellen kostenbedrag ex artt.186, Ie lid en 189, 5e lid, versoek ex art.
188, 1e lid van het Besluit buitengewoon onderwijs 196? en toekennen voor
schotten op de exploitatievergoedingen aan bijzondere scholen voor buiten
gewoon onderwijs, alles voor 1973-
Bijlage no. 61. Leeuwarden, 0 februari 1975 -
Aan de gemeenteraad.
Ingevolge artikel 186, eerste lid, van het Besluit buitengewoon onder-
wijs 1967 moet de Gemeenteraad vóór 1 maart van elk jaar vaststellen het
bedrag, dat per leerling van elk soort van de in dit Besluit genoemde en in
de gemeente bestaande openbare scholen en daarmee gelijk te stellen af
delingen in dat jaar beschikbaar wordt gesteld ter bestrijding van de kosten
bedoeld in artikel 55, onder e tot en met h en p van de Lager-onderwijswet
1920, alsmede van die van de instandhouding. Dit bedrag vormt dan tevens
de grondslag van de exploitatievergoeding aan de bijzondere scholen en
afdelingen van dezelfde soort.
De kosten van het openbaar buitengewoon onderwijs voor 197i> zijn opge
nomen in bijgevoegde specificaties, waarvan de cijfers grotendeels ontleend
zijn aan de gemeentebegroting. Mede tengevolge van de vroegtijdige be
handeling van die -begroting is daarin geen rekening gehouden net de op
1 augustus 1972 aan de Arendstuinschool (debiele kinderen) gevormde afdeling
voor voortgezet buitengewoon onderwijs voor meisjes. De becijfering van de
daarvoor te verwachten kosten vindt U ook opgenomen in één der bijgevoegde
overzichten.
De in de begroting opgenomen bedragen voor leermiddelen, schoolbehoeften
e.d. voor de Arendstuinschool, de Dr. Van. Voorthuijsenschool (imbeciele
kinderen), de school voor schipperskinderen en de klas voor woonwagenkamp
kinderen, blijken achteraf te laag te zijn geraamd. Overeenkomstig do
ontvangen en voor U ter inzage liggende adviezen van de Inspecteur van het
buitengewoon lager onderwijs stellen wij U voor deze leermiddelenbedragen
alsnog vast te stellen voor de Arendstuinschool op 70,voor de kern-
afdeling en op 140,per leerling voor elk var. de afdelingen voor voort
gezet buitengewoon onderwijs voor jongens on voor meisjes en voor do Drvan
Voorthuijsenschool eveneens op 70,per leerling.
Mede in verband met het zeer geringe aantal leerlingen van de school voor
schipperskinderen en van de klas voor woonwagenkampkinderen blijken ook de
hiervoor in de begroting vermelde bedragen ontoereikend te zijn, zodat wij
U voorstellen voor deze school en deze klas het leermiddelenbedrag vast to
stellen op 40,per leerling.
Met inachtneming van het vorenstaande en op grond van de thans bekende
in die overzichten opgenomen gegevens en de te verwaenten aantallen leer
lingen van de openbare scholen en afdelingen dienen do voor i973 par leer
ling beschikbaar te stellen bedragen te worden vastgesteld overeenkomstig
die, vermeld in bijgaand ontwerp-besluit
Wat betreft de openbare schoei voor schipperskinderen zijn wij van
oordeel, dat deze school, met over 1972 gemiddeld 15 leerlingen, door dit
lage aantal, evenals-vorige jaren, in bijzondere omstandigheden verkeert.
Hoewel wij menen, dat de cijfers volgens bijgaande specificatie voor deze
school op zichzelf niet exceptioneel zijn, achten wij het bedrag van
5.240,--: 15 leerlingen is 349,33 psr leerling een niet betrouwbare
maatstaf, afgezien van een mogelijke verdere daling van het aantal leer
lingen in 1973. Uit het feit, dat hot bedrag vorig jaar becijferd was op
1.522,10 per leerling blijkt temeer, dat dit kostenbedrag sterk afhanke
lijk is van min of meer toevallige omstandigheden in eer. bepaald jaar. Op
grond hiervan stellen wij U dan ook weer voor overeenkomstig het oepaalde
in artikel 188, 1e lid, van meergenoemd Besluit, de Minister van Onderwijs
en Wetenschappen te verzoeken te bepalen, dat ae ope?ibarc school voor
schipperskinderen wegens haar gering aantal leerlingen in bijzondere om
standigheden verkeert.