I I 1 ."l Beschikbaar stellen van drie door de heer Sj.de Vries vervaardigde portretten voor expositie. Bijlage no. 82. Leeuwarden, 1 maart 1973- Aan de Gemeenteraad. In zijn aan de Raad gerichte brief van 8 februari 1973 heeft Prof. dr. H. Gerson er voor gepleit te trachten een modus te vinden om de schil derijen (portretten), welke de heer Sjde Vries heeft vervaardigd van een drietal (oud) burgemeesters van Leeuwarden, ten toon te stellen. De portretten zijn in het kader van de Regeling Complementaire Arbeids voorziening Beeldende Kunstenaars in opdracht van de gemeente Leeuwarden door de heer De Vries gemaakt en zijn eigendom van de gemeente Leeuwarden. V/ij menen, dat de gemeente Leeuwarden niet vrij is om de heer De Vries ter wille te zijn in die zin, dat zij toestemming zou verlenen tot exposeren van het omstreden portret van oud-burgemeester Van der Meulen. De heer Van der Meulen maakt sinds de vervaardiging van het schilderij bezwaar tegen openbaarmaking ervan en heeft de gemeente Leeuwarden van dit bezwaar doen blijken. Het bezwaar van de heer Van der Meulen was- en is nog- gebaseerd op zijn mening, dat het schilderij als zijn portret een misluk king is en da.n ook niet, althans onvoldoende, op hem lijkt. De heer De Vries was en is het op dit punt met de heer Van der Meulen niet eens. Teneinde uit de door deze controverse ontstane impasse te komen, kwamen omstreeks begin juni 1971 de heer De Vries en de heer Van der Meulen met elkaar over een, dat zij door een onpartijdige derde, als hoedanig door hen werd aange wezen de directeur van het Fries Museum te Leeuwarden, de heer Boschma, zouden laten uitmaken of het schilderij al dan niet of niet voldoende ge lijkt en dat zij het van de beslissing van de heer Boschma zouden laten af hangen of de heer De Vries al dan niet toestemming van de heer Van der Meulen zou hebben tot openbaarmaking van het portretschilderijZou de heer Boschma tot de conclusie komen -zo luidde de afspraak verder- dat het schil derij lijkt, dan zou de heer De Vries mogen openbaarmakenzou de heer Boschma tot de slotsom komen dat het schilderij niet, althans onvoldoende lijkt, dan zou de heer De Vries het schilderij niet openbaar mogen maken. De heer Boschma heeft uitgesproken, dat het portret niet gelijkend was. In een kort geding door de heer De Vries als eiser aangespannen tegen de gemeente Leeuwarden als gedaagde heeft de President van de Arrondissements rechtbank te Leeuwarden het volgende overwogen; "Uitgaande nu van het bestaan van deze afspraak en de vermelde beslissing van de heer Boschma mag en kan eiser naar ons oordeel thans niet van ge daagde (de gemeente Leeuwarden) eisen, dat zij, wetende, dat de heer Van der Meulen nog steeds op het door hem ingenomen standpunt met betrekking tot openbaarmaking van het schilderij staat, desondanks op enige wijze zou medewerken aan het door hem - eiser - schenden van de haar bekende en nog steeds tussen hem en de heer Van der Meulen van kracht zijnde overeenkomst. Indien gedaagde (de gemeente Leeuwarden) onder deze omstandigheden haar medewerking zou verlenen aan het openbaarmaken van het schilderij zou zy zich jegens haar oud-burgemeester schuldig maken aan een onbetamelijke gedra ging". De President van genoemde Arrondissenentorechtbank heeft de verzochte tussen komst geweigerd en heeft de heer De Vries in het ongelijk gesteld. Het von nis van de President is in hoger beroep door het Gerechtshof te Leeuwarden bekrachtigd. Gelet op de uitspraak van de President van de rechtbank en op de uitspraak in hoger beroep zijn wij van mening dat het portret - ongeacht de kunstzinnige waarde en ongeacht de vraag of het gelijkend is - thans niet voor expositie beschikbaar kan worden gesteld.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1973 | | pagina 254