Instellen van een periodiek vragenuur, voorafgaande aan de raadsvergadering.
Bijlage no. 88. Leeuwarden, 22 maart 1973
Aan de Gemeenteraad.
Bij de behandeling van de begroting 1973 zijn in Uw vergadering
voorstellen aan de orde geweest, betreffende het instellen van een rondvraag
aan het einde van iedere raadsvergadering, dan wel (als alternatief)
betreffende het openen van de mogelijkheid voor alle raadsleden aan het
begin van de vergadering onderwerpen op te geven, waarover zij aan het
eind van de vergadering met ons College van gedachten wensen te wisselen.
Wij hebben ons omtrent een en ander beraden. Bovendien is deze aangelegen
heid onderwerp van gesprek geweest in de vergadering van het College
van Senioren,
Met betrekking tot de gedane voorstellen willen wij thans het volgende
opmerken. Het instellen van een rondvraag aan het einde van iedere
raadsvergadering achten wij om tweeërlei reden niet zinvol.
In de eerste plaats achten wij het noodzakelijk, dat de leden van
ons College in de gelegenheid worden gesteld de beantwoording van de ge
stelde vragen enigermate voor te bereiden. Voor een duidelijke beant
woording zal" het veelal nodig zijn feitelijke informatie te verzamelen.
In de tweede plaats achten wij een vragenuur aan het einde van iedere
raadsvergadering minder gewenst, omdat wij vrezen, dat een dergelijk
vragenuur - gelet op het late uur, waarop de gewone vergadering veelal
eindigt - niet geheel tot zijn recht zou komen, nagenoeg dezelfde beswaren
bestaan tegen het openen van de mogelijkheid voor de raadsleden aan het
begin van de vergadering onderwerpen op te geven, waarover zij aan het
einde van de vergadering met het College van gedachten wensen te wisselen.
Wel geven wij in overweging - naast de reeds bestaande mogelijk
heden op grond van het Reglement van orde schriftelijke vragen te stellen
en het College te interpelleren - bij wijze van proef de mogelijkheid te
openen vragen aan het College te stellen en discussie naar aanleiding
daarvan mogelijk te maken. Wij zijn van mening, dat hierin kan worden
voorzien door het instellen van een periodiek vragenuur, te houden tijdens
een openbare zitting van de Raad, voorafgaande aan een raadsvergadering.
Een dergelijk vragenuur zou eenmaal per drie raadsvergaderingen kunnen
worden gehouden.
De te stellen vragen dienen van te voren schriftelijk aan het College
te worden ingezonden en wel uiterlijk op de maandag voorafgaande aan die
waarop de zitting wordt gehouden.
De voorzitter van de Raad zendt de ingediende vragen vóór het te houden
vragenuur toe aan alle raadsleden uiterlijk op de woensdag voorafgaande
aan die zitting.
De procedure tijdens het vragenuur zou de volgende kunnen zijn.
De vragen worden door het College beantwoord. Daarna krijgt eerst degene,
die de vragen heeft gesteld, en vervolgens ieder lid van de Raad, die
dit wenst, de gelegenheid in één instantie op het antwoord van het
College te reageren. Voorzover nodig wordt daarop tenslotte door het
College geantwoord.
V/ij wijzen erop, dat het hier gaat om een openbare zitting
van de Raad, welke het karakter heeft van een informatieve vergadering,
zodat tijdens dit vragenuur geen besluiten kunnen worden genomen,
geen moties kunnen worden ingediend en dergelijke.