Artikel V. Het is in de praktijk wenselijk gebleken, dat van de plaats, waar ge bouwd gaat worden, de kadastrale aanduiding bekend wordt gemaakt. Hiertoe is een kleine uitbreiding gegeven aan artikel 15, lid 3, van de Bouwverordening, .artikel XII. Artikel 36 van de Bouwverordening bepaalt momenteel, dat in gebieden buiten de bebouwde kommen, waarvoor geen bestemmingsplan geldt, slechts agra rische bedrijfsgebouwen mogen worden gebouwd. Er bestaat geen eenstemmigheid over de vraag, of een dergelijke bestemmingsbepaling in de Bouwverordening geoorloofd is. Be V.L'.G. adviseerde deze bepaling te handhaven, zolang er geen bestemmingsplannen gelden voor het gebied buiten de bebouwde kommen, nu voor het betreffende gebied het bestemmingsplan Buitengebied is vastgesteld, kan deze bepaling naar onze mening beter vervallen. Artikel XVII. Artikel 49, lid 2, van de Bouwverordening bepaalt, dat achter een tot bewoning bestemd gebouw een open erf aanwezig moet zijn met een diepte van 4 meter. In artikel 49 vc.n de ko&el-bouwverordening is deze diepte inmiddels vergroot tot 5 meter. Gezien de bestaande situatie in Leeuwarden die wordt gekenmerkt door een hoge bebouwingsdichtheid en dus over het algemeen kleine erven, verdient het naar onze mening aanbeveling de bebouwingsmogelijkheden niet meer te beperken dan noodzakelijk is en de voorgeschreven diepte van 4 meter te handhaven. Artikel Cl. In artikel 246, lid 3 onder b, van de Bouwverordening is in afwijking van de .lOdel-bouwverordening bepaald, dat als nadere eis kan worden gesteld, dat van gemeentewege aan een gebouw een ontlucktingsbuis van het straatriool wordt aangebracht. In de brief, waarin zij mededeeldendat zij d.d. 24 ok tober 1966 de Bouwverordening' hadden goedgekeurd, merkten Gedeputeerde Sta ten op, dat zij tegen deze bepaling geen bezwaar hadden, naar wel van oor deel waren, dat deze iegenlijk thuis hoort in ze Algemene Politieverordening Aangezien artikel B 1 van de inmiddels totstandgekomen Algemene Politiever ordening bepaalt, dat de rechthebbende van een bouwwerk verplicht is te ge dogen, dat daaraan voorwerpen ten behoeve van enig algemeen belang van ge meentewege worden aangebracht of instandgehouden, kan artikel 246, lid 3 on der b, naar onze mening vervallen. Het nu voorgestelde lid 3 van dit artikel stemt overeen met bepaalde in lid 3 onder a van het huidige artinel. Artikel CX In het eerste lid van artikel 265 wordt momenteel bepaald, dat als na dere eis kan worden gesteld, dat bij een tot bewoning bestemd gebouw dat 20 of neer woningen bevatof, voorzover het een bijzonder woongebouw betreft, huisvesting kan bieden aan meer dan 40 personen een gemeenschappelijke an tenne aanwezig dient te zijn en dat in de betreffende woningen of wooneenhe den een aansluitgelegenheid aan die antenne wordt aangebracht. In Uw verga dering van 20 november 1972 heeft U er in principe toe besloten, dat de ge meente deelneemt in oen stichting die met de aanleg en exploitatie van loka le stadsnetten wordt belast en dat artikel 265 van de Bouwverordening zoda nig zou dienen te worden gewijzigd, dat in nieuwe 'woningen een aansluitge legenheid op een Centrale Antenne Inrichting kan worden geëist. Be voorge stelde wijziging van artikel 265, lid 1, beoogt dit principe-besluit te re aliseren. Ba in verband .net genoemd besluit noodzakelijke wijziging van ar tikel 358a is conform de Hodei-bouwverordening van de Y.H.G. en behoeft naar onze mening geen nadere toelichting. Artikel CXXX. In de brief, waarin Gedeputeerde Staten mededeelden, dat zij de Bouw verordening en de eerste wijzigingcvoz z-dening hadden goedgekeurd, merkten zij op, dat de redaktie van artikel 287 door de toevoeging van de woorden 1 "of door een ruilverkavelingscommissie" onjuist was geworden in verband met de woorden "ter uitoefening van zijn (haar) publiekrechtelijke taak. Boor toevoeging van de woorden "in het kader van een ruilverkaveling" en een iets andere formulering van de gehele zin is naar onze mening in het ontwerp aan deze bezwaren tegemoetgekomen. Artikel CL, CLI en CLI1 Bij het Raadsbesluit tot vaststelling van de tweede wijziging van de Bouwverordening is niet alleen paragraaf "I van hoofdstuk 10 betreffende het beroep op de naad gewijzigd, maar is bovendien, abusievelijk, paragraaf 2 van dit hoofdstuk (bevattende de artikelen 392 en 393)regelende het beroep tegen beslissingen van het bouwtoezicht op burgemeester en wethouders, inge trokken. Boor horopneming van paragraaf 2 van genoemd hoofdstuk wordt deze fout hersteld. Onder mededeling, dat dit ontwerp is voorgelegd aan dc Commissie voor de Ruimtelijke Ordening, stellen vrij U voor de verordening rot wijziging' van de Bouwverordening vast te stellen conform het bijgevoegde ontwerp. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J.o. Brandsma, Burgemeester. de Jong Becretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1973 | | pagina 223