- 13 -
c. 2,2 m voor zolderkamers onder schuine dakvlakken?
d. 2,3 m voor de overige kamers en keukens en voor bijkeukens.
2. De hoogten genoemd in lid 1, onder a, b en d, moeten aanwezig zijn
bovon tenminste 4/5 van de vloeroppervlakte, bepaald volgens artikel
81 en in elk geval boven de als minimum voorgeschreven vloeropper
vlakte, met dien verstande, dat de hoogte nergens minder dan 2,1 m
mag bedragen.
3. De hoogte genoemd in lid 1, onder c, moet aanwezig zijn boven tenmin
ste de helft van de vloeroppervlakte, bepaald volgens artikel 81, met
dion verstande, dat de hoogte ter plaatse van de ramen niet minder
dan 2 m mag bedragen.
4. Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 2, dat de
hoogte nergens minder dan 2,1 m mag zijn, indien geen onbereikbare
hoeken nabij de vloer ontstaan.
Artikel XXXII.
A. De bestaande tekst van artikel 75 wordt vernummerd tot artikel 75»
lid 1.
B. Aan artikel 75 wordt een nieuw lid 2 toegevoegd, luidende:
2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regelen te stellen
met betrekking tot de afmetingen van privaten in bijzondere woon
gebouwen.
Artikel XXXIII.
Artikel J6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Een badruimte in een tot bewoning bestemd gebouw moet:
a. indien de badruimte bestemd is voor het daarin plaatsen van een
badkuip, een zitbad of een bad-wascombinatie, een oppervlakte
hebben van tenminste 2 m2 en een breedte van tenminste 1,1 m.
b. in alle overige gevallen een oppervlakte hebben van tenminste
1,6 m2 en een breedte van tenminste 0,9 m.
2. In do gevallen waarin de combinatie van badruimte en privaat is toe
gestaan, moet de oppervlakte 0,6 m2 groter zijn dan de volgens lid 1
vereiste oppervlakte van de badruimte.
3. Een badruimte moet boven do als minimum voorgeschreven oppervlakte
een hoogte hebben van tenminste:
a. 2,2 m, indien de badruimte een oppervlakte heeft van niet meer
dan 3 m2;
b. 2,3 m, indien de badruimte en oppervlakte heeft van meer dan 3 ni^.
4» Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in dit artikel voor
een badruimte in een woning waarin tevens een badruimte aanwezig is
die aan het bepaalde in de vorige leden van dit artikel voldoet.
5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regelen te stollen
met betrekking tot de horizontale afmetingen van badruimten in bij
zondere woongebouwen.