- 17 - Artikel XLII. Het opschrift en de inhoud van artikel 88 worden als volgt gewijzigd Artikel 88 Inrichting van galerijen en gemeenschappelijke gangen ven tot bewoning bestemde gebouwen. 1. Galerijen en gemeenschappelijke gangen van tot bewoning bestemde ge bouwen moeten aan beide einden kunnen worden verlaten door middel var. vaste trappen. ITiet van toepassing is het bepaald in het voorgaande van dit 1:: d op een deel van een galerij of gemeenschappelijke gang waaraar. de toe gang tot slechts één woning is gelegen. 2. Vrijstelling kan worden verleend van het bepaald.e in lid 1 voor gale rijen en voor gemeenschappelijke gangen waarvan de lengte niet groter is dan 25 m, mits de daaraan gelegen woningen een tweede ontvluchting-s- mogelijkheid bij brand hebben. Artikel XLIII. Het opschrift en de inhoud van artikel 85 worden als volgt gewijzigd: Artikel 89 Inrichting van vaste trappen en afmetingen van trapbordes- sen en trapportalen. 1Een vaste trap die toegang geeft tot een gebouw moet overdekt zijn en zijn voorzien van gesloten zijwanden. Niet van toepassing is het bepaalde in het voorgaande van dit lid op: a. trappen aansluitend aan het terrein, die niet meer dan 7 optreden hebben en waarvan de aantrede, gemeten in de klimlijn, tenminste 50 cm bedraagt; b, tuintrappen met geen grotere stijghoogte dan één bouwlaag. 2. Vaste trappen die meer dan twee bouwlagen van tot bewoning bestemde gebouwen verbinden, moeten ter hoogte van de vloer Aran iedere bouw laag waarop een toegang tot de trap aanwezig is, onderbroken zijn door een bordes of portaal. Vaste trappen en traparmen mogen geen grotere ononderbroken stijghoogte hebben dan 2,8 m, indien ze toegang geven tot of gelegen zijn binnen tot bewoning bestemde gebouwen. 5. Het boveneinde van vaste trappen en van traparmen van A^aste trappen moet over zijn volle breedte aansluiten aan een horizontaal vloerop pervlak. Hit vloeroppervlak moet, horizontaal gemeten in het verlengde van de klimlijn van de trap of de traparm, een afmeting hebben van: a. tenminste 1,5 m, indien op het vloeroppervlak een toegang tot één of meer woningen voorkomt; b. tenminste 1,1 m, indien op het vloeroppervlak geen toegang tot cén of meer woningen voorkomt en de trap of traparm toegang geeft tot moer dan één woning; c. tenminste gelijk aan do breedte van de trap in andere geAVtllon dan die bedoeld onder a en b. 4- Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in; a. de eerste alinea van lid 1, indien de constructie en de afmetingen van de trap zodanig zijn, dat deze ook bij ongunstige weersomstan digheden voldoende veilig begaanbaar blijft c-n vat tot bewoning be stemde gebouwen betreft, mits zich bovendien binnen een afstand van 80 m van elke wening een trap bevindt die voldoet ao,n het bepaalde in de eerste alinea van lid 1

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1973 | | pagina 240