Principe-uitspraak met betrekking tot het deelnemen aan de gemeenschappelijke
regeling inzake de stichting en exploitatie van woonwagencentra in de
provincie Friesland.
Bijlage no. 97* Leeuwarden, 22 maart 1973 -
Aan de gemeenteraad.
Tbdat TJop 13 april 1971 besloot om in principe in te stemmen met
deelname aan de gemeenschappelijke regeling inzake de stichting en exploi
tatie van een regionaal woonwagencentrum in de gemeente Smallingerland
hebt op 31 januari 1972 een definitief besluit tot deelnemen aan de
regeling aangehouden tot het door de Minister van Cultuur, Recreatie en
Maatschappelijk Werk aangekondigde zgn. genuanceerde woonwagenbeleid bekend
zou zijn. Tevens wilde U -zekerheid over de realisatie van voorzieningen,
die ingevolge Uw besluit van 13 april 1971» no. 4140 dienden te worden
aangebracht aan het woonwagenkamp aan de Tijnjedijlc alhier.
Deze voorzieningen zijn inmiddels getroffen.
In zijn brief van 14 maart 1972 aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
heeft de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Work een
uiteenzetting gegeven over het zgn. genuanceerde woonwagenbeleid, In het
kader van dit beleid is het mogelijk om in een regio een kernvoorziening
tot stand te brengen en daarnaast één of meer goed geoutilleerde centra
te realiseren.
Het bestuur van het Openbaar Lichaam "Woonwagencentrum Smallingerland"
heeft reeds de nodige stappen ondernomen om uitvoering te geven aan dit
zgn. genuanceerde woonwagenbeleid.
In de gedachte opzet wordt het centrum in de gemeente Smallingerland tot
kernvoorziening bestemd met voorzieningen voor 32 standplaatsen
(uit te breiden tot 40).
Naast deze kernvoorziening zouden een vijftal sub-centra moeten worden
gecreëerd en wel in de gemeenten Opsterland 20 standplaatsen),
Leeuwarden 16 standplaatsen), Sneek (+15 standplaatsen), Heerenveen
10 standplaatsen) en Weststellingwerf 0 standplaatsen).
Bij de plaatsbepaling van de sub-centra is enerzijds getracht te komen
tot een zo groot mogelijke spreiding van het totale aantal aan te houden
standplaatsen in de provincie 100) en is anderzijds zoveel mogelijk
aangesloten bij de bestaande situatie. Onder meer al in verband met het
vorenstaande is het noodzakelijk de bestaande gemeenschappelijke regeling
te wijzigen. Het ligt in de bedoeling, dat de nieuwe gemeenschappelijke
regeling er in voorziet, dat in het dagelijks bestuur in ieder geval
vertegenwoordigers van die gemeenten zitting sullen hebben, waarin een
woonwagencentrum zal zijn gelegen.
Boor het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband wordt thans
overleg gepleegd met het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappe
lijk Werk over het ontwerpen van een totaal-plan voor de gehele provinoie
Friesland, in de hierboven geschetste zin.
Wij wijzen er U in dit verband op, dat op ons verzoek om een financiële
bijdrage in de door de gemeente Leeuwarden getroffen voorzieningen op het
kamp aan de Tijnjedijk de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk
Werk heeft geantwoord, dat de toekenning van een rijksbijdrage slechts
zal plaatsvinden aan het bestuur van een samenwerkingsverband en dat de
geplande voorzieningen deel dienen uit te maken van oen totaalpo.kket van
voorzieningen in de regio, waartoe de gemeente behoort.
Indien dit plan de goedkeuring van de Minister krijgt, zal ook voor de
sub-centra op een bijdrage van 95$ in ie jaarlijkse lasten, welke voort
vloeien uit de stichting, uitbreiding en verbetering van deze centra,
kunnen worden gerekend, derhalve ook in de lasten van de investeringen
die in de laatste jaren hebben plaats gehad. Door toetreding van onze
gemeente tot de gemeenschappelijke regeling zal het Leeuwarder kamp in de
gedachte opzet een sub-centrum worden, wat inhoudt, dat de exploitatielasten
van het kamp vanaf de datum van inwerkingtreding van de nieuwe opzet
voor rekening van het Openbaar Lichaam komen. Dit houdt dan eveneens in,
dat de door de kampbevolking te betalen bijdragen door het bestuur vo.n