- 2
In beroep -wordt thans een tijdelijke vergunning gevraagd.
Dit betreft evenwel een geheel ander soort vergunning dan die waarop
het weigeringsbesluit van Burgemeester en Wethouders betrekking heeft.
De beslissing van een administratieve beroepsinstantie mag uitsluitend
die beschikking betreffen, waarvan beroep is ingesteld.
Dit betekent dat de Gemeenteraad, die in casu optreedt als administra
tieve beroepsinstantie, niet gerechtigd is thans een tijdelijke bouw
vergunning te verlenen, welk besluit dan zou gelden als te zijn een
vergunning van Burgemeester en Wethouders.
In verband hiermede moet het beroepschrift dan ook als ongegrond
worden beschouwd.
Geconcludeerd zou thans kunnen worden dat appellant voor het ver
krijgen van een tijdelijke vergunning, te weten: een vergunning, waaraan
een termijn wordt verbonden, na het verstrijken waarvan het gebouw dient
te worden verwijderd, kan worden verwezen naar het college van Burge
meester en Wethouders. Dat dit achterwege kan blijven moge blijken uit
het volgende.
Ten aanzien van het onderhavige bouwplan is het verlenen van een
dergelijke vergunning alleen mogelijk, wanneer vrijstelling wordt
verleend van de voorschriften van het bestemmingsplan "De Magere Weide".
De Wet op de Ruimtelijke Ordening kent slechts twee mogelijkheden
tot vrijstelling van voorschriften van een bestemmingsplan, welke
in casu zouden kunnen worden toegepast, t.w.
A. ingevolge artikel 19, voor een gebied, waarvoor een voorbereidings-
besluit geldt of een ontwerp van een bestemmingsplan ter inzage
is gelegd, zulks nog mits vooraf van Gedeputeerde Staten een ver
klaring van geen bezwaar is ontvangen;
B. ingevolge artikel 71"ten aanzien van bouwwerken, welke strekken ter
voorziening in een tijdelijke behoefte voor een termijn van ten
hoogste vijf jaar.
Mogelijkheid A is zonder meer uitgesloten, aangezien ter plaatse
geen voorbereidingsbesluit geldt. Ook al zou wel een voorbereidings-
besluit zijn getroffen, dan nog zou van deze vrijstellingsbevoegdheid
geen gebruik kunnen worden gemaakt, aangezien het onderhavige bouwwerk
- uitgaande van de thans bekend zijnde gegevens - in strijd zou zijn met
een in voorbereiding zijnd bestemmingsplan.
Of mogelijkheid B kan worden toegepast is afhankelijk van het feit
of de toonzaal kan worden beschouwd als te voorzien in een tijdelijke
behoefte. Ha uitvoerige bestudering van de terzake geldende wettelijke
voorschriften is de commissie tot de conclusie gekomen, dat de toonzaal
niet kan worden aangemerkt als een bouwwerk, dat strekt ter voorziening
in een tijdelijke behoefte, als bedoeld in artikel 17 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening. De commissie conformeert zich dan ook geheel aan
hetgeen hieromtrent is opgenomen in de door Burgemeester en Wethouders na.r
haar uitgebrachte adviezen.
Samenvattend kan worden gesteld dat Burgemeester en Wethouders
de gevraagde bouwvergunning op juiste gronden hebben geweigerd en dat het
in beroep aangevoerde geen aanleiding kap vormen alsnog een (tijdelijke)
bouwvergunning te verlenen.
De commissie adviseert de Gemeenteraad dan ook het ingediende
beroepschrift ongegrond te verklaren en daartoe vast te stellen het
besluit, dat hierna in concept is afgedrukt.
Het weigeringsbesluit van Burgemeester en Wethouders, de door- dit
college aan de commissie uitgebrachte adviezen, alsmede de verslagen
van de betreffende commissievergaderingen liggen bij de stukken ter
inzage
m
Tenslotte wil de commissie niet nalaten mede te delen dat zij
het betreurt, dat de wettelijke voorschriften - ook bij een herziene
bouwaanvrage - geen mogelijkheden bieden een (tijdelijke) bouwvergunning
te verlenen voor het plaatsen van de door appellant gewenste toonzaal.
De commissie van advies inzake beroep
schriften ingevolge de Bouwverordening,
B.P. van der Veen Voorzitter.
Reumer
Secretaris.