15 No. 13967. DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN5 Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders van G november 1973 (bijlage 110 O 323)? gelet op de bepalingen van de Wet op het voortgezet onderwijs, alsmede op artikel I - G 1 van het Rechtspositiebesluit W.V.O.; BESLUIT I. zich de bevoegdheid tot het vaststellen van een regeling, als bedoeld in artikel I - G 1 van het Rechtspositiebesluit W.V.O., voor het personeel van de gemeentelijke scholen voor voortgezet onderwijs voor te behouden; II. vast te stellen de volgende Afvloeiingsregeling voor het personeel van de gemeentelijke scholen voor voortgezet onderwijs te Leeuwarden. Artikel 1 Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder a. "de wet"de Wet op het voortgezet onderwijs; b. "belanghebbende"; de rector, directeur, leraar of lid van het overige personeel van een school voor wie de salarissen en de toelagen worden vastgesteld in het besluit ter uitvoering van artikel J8 van de wet; c. "school"; een gemeentelijke school voor voortgezet onderwijs te Leeuwarden; d. "diensttijd"; de totale tijd, doorgebracht bij het onderwijs. Artikel 2. Ontslag van in vaste dienst aangestelde belanghebbenden op grond van opheffing van de school of van de betrekking, dan wel wegens zodanige verandering in de inrichting van het onderwijs of de dienst van de school, dat de werkzaamheden van een of meer belanghebbenden overbodig worden, geschiedt in de volgende rangorde; a» zij, die het college van Burgemeester en Wethouders schriftelijk hebben medegedeeld geen bezwaar te hebben tegen ontslag als boven bedoeld, met dien verstande-, dat ouderen in leeftijd hst eerst voor ontslag in aanmerking komen, b. zij, die de minste werkelijke diensttijd hebben, waarbij bij gelijke diensttijd jongeren in leeftijd vóór ouderen gaan. Artikel 3. 1. Ter vermijding van kennelijke onbillijkheid of wanneer het belang van de school dit kennelijk vereist, kan bij de verlening van ontslag van de rangorde, bedoeld in artikel 2, worden afgeweken, met dien verstande, dat, indien de omvang van de voorgenomen afvloeiing daartoe aanleiding geeft, deze geschiedt naar een bepaald vooraf vastgesteld en aan de belanghebbenden kenbaar gemaakt plan. 2. Van de rangorde, vermeld in artikel 2 wordt niet afgeweken en het plan, bedoeld in het vorige lid, wordt niet vastgesteld dan nadat met verenigingen als bedoeld in artikel 40 van de wet, voor zover deze hun werkzaamheden uitstrekken over het aan een betreffende school verbonden personeel, overleg is gepleegd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1973 | | pagina 325