No. 15034. DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN; Overwegende, dat het noodzakelijk is de beslissing cp het beroep schrift, ingekomen op 24 september 1973 van de vereniging "Het DiakonessenhuisNoordersingel 88, alhier, tegen het besluit, d.d. 14 augustus 1973» no. 122/73, van Burgemeester en Wethouders tot wei gering van een bouwvergunning, te verdagen; gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 29 novem ber 1973 (bijlage no. 340) gelet op artikel 51, lid 3>.van de Woningwet; BESLUIT: de beslissing op het eerderbedoelde beroepschrift te verdagen tot uiterlijk 24 februari 1974. Aldus vastgesteld in de apenbare vergadering van Voorzitter. Secretaris. Verordening onroerend-goedbelasting. Bijlage no. 341. Leeuwarden, 29 november 1973» Aan de gemeenteraad. In Uw vergadering van 19 december 1972 is besloten ons voorstel van 7 december 1972 (bijlage no. 408) tot aanwijzing van de grondslag voor de heffing van belastingen terzake van onroerend goed, aan te houden. De wenselijkheid werd uitgesproken, alvorens een beslissing te nemen, beide grondslagen, waarnaar de belasting kan worden geheven t.w. de economische waarde en de oppervlakte van het onroerend goed, eerst op hun praktische toepasbaarheid te toetsen. Naar aanleiding hiervan hebben wij een proefonderzoek gehouden waarin rond 270 woningen, liggende in verschillende delen van de gemeente, zijn betrokken. Als richtlijn voor het onderzoek hebben gediend de model-verordeningen die door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn ontworpen, alsmede het rapport over de toepassing van de oppervlakte-grondslag van de Stichting Bouwcentrum te Rotterdam. In ons voorstel d.d. 7 december 1972 vermeldden wij, dat de te kiezen grondslag zoveel mogelijk aan ondermeer de volgende voorwaarden moest voldoen s 1. gebaseerd moet zijn op objectieve gegevens; 2. de onderlinge verhouding zo goed mogelijk moet weergeven; 3. zo eenvoudig mogelijk te bepalen moet zijn; 4. zo mogelijk in eenmaal voorgoed kunnen worden vastgelegd, behoudens eenvoudige bijwerking op mutaties; 5. periodieke herziening van het geheel zal moeten worden voorkomen; 6. zo mogelijk moet kunnen worden ontleend aan bestaande gegevens; 7. zo weinig mogelijk perceptiekosten moet meebrengen. Genoemde voorwaarden waren destijds (in 1970) ook aanbevolen in het zg. "interim-rapport", opgesteld door een werkgroep van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De samenstellers van dit rapport konden toen nog geen rekening houden met een ingrijpende verandering van het in 1968 ingediende wetsontwerp tot verruiming van het plaatselijk belastinggebied. Dit oorspronkelijke wetsontwerp liet de gemeenten vrij in de bepaling van de grondslag. In de Vijfde Nota van Wijzigingen (najaar 1970werden ingrijpende veranderingen in het wetsontwerp aangebracht, waardoor de oorspronkelijke voorziene vrijheid met betrekking tot de keuze van de grondslag aanzienlijk werd beperkt. De gemeenten werd slechts de keuze gelaten tussen de grondslag waarde in het economische verkeer en de grondslag oppervlakte. Aan laatst genoemde grondslag werd tevens de eis verbonden, dat op de werkelijke gemeten oppervlakte vermenigvuldigingscijfers moeten worden toegepast voor aard, ligging, kwaliteit en soort gebruik, zulks teneinde op benaderende wijze rekening te houden met waardeverschillen in het economische verkeer. De beide grondslagen hebben gemeen, dat zij relateren aan de waarde van het onroerend goed. In feite zijn dan ook beide grondslagen te beschouwen als waardegrondslagen. Grondslag oppervlakte met waa'rdecoëf f iciënten Bij deze grondslag moet voor elk object worden vastgesteld: 1. de (vloer) oppervlakte in vierkante meters; 2. een coëfficiënt voor de aard van het object; 3. een coëfficiënt voor de ligging van het object; 4. een coëfficiënt voor de kwaliteit van het object; 5. een coëfficiënt voor het soort gebruik, dat van het object wordt gemaakt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1973 | | pagina 363