- 6 -
Inwerkingtreding
en citeertitel.
Artikel 14°
1= Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 1974,
met dien verstande, dat de in artikel 1 bedoelde belastingen zullen
worden geheven met ingang van het belastingjaar 1975°
2. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening onroerend-
goedbelastingen"
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING VERORDENING
Artikel 1 (voorwerp van de belastingen; belastbaar feit;
belastingplicht
Artikel 1 wijst het binnen de gemeente gelegen onroerend goed aan als
belastingobject, met uitzondering van de ten behoeve van de land- of
bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond. De omschrijving
correspondeert met artikel 273 van de gemeentewet.
De toestand bij het begin van het belastingjaard.w.z. op 1 januari
van het kalenderjaar, is beslissend.
Het Besluit gemeentelijke onroerend-goedbelastingen staat niet toe dat de
belastingen naar tijdsgelang worden geheven.
Artikel 2 (grondslag van de belastingen)
Dit artikel bepaalt, dat de belasting wordt geheven naar de grondslag
waarde in het economische verkeer. In artikel 4 is aangegeven op welke
wijze de waardebepaling van het onroerend goed dient te geschieden.
Artikel 3 (begripsomschrijvingen)
Met de in dit artikel opgenomen omschrijvingen, van wat onder een onroerend
goed wordt verstaan, wordt beoogd zoveel mogelijk interpretatieverschillen
uit te sluiten.
Artikel 4 (heffingsgrondslag)
Het 1e lid geeft aan, dat onder de waarde kortweg moet worden verstaan
"de marktwaarde, leeg op te leveren".
Hierbij kan zich de vraag voordoen, als hoedanig het onroerend goed
gewaardeerd dient te worden. B.v. een woning staat al geruime tijd leeg,
maar blijkt nu toch wel geschikt te zijn voor kantoor. Moet dit gebouw
nu als woning of als kantoor worden gewaardeerd. Het ligt in dit geval
voor de hand, dat een onroerend goed, zolang niet in feite de bestemming
is veranderd, overeenkomstig de oorspronkelijke c.q. de laatste bestemming,
waarvoor het werd gebruikt, dient te worden gewaardeerd. Met andere
woorden, een woning blijft een woning zolang deze niet als kantoor wordt
gebruikt of door verbouwing als zodanig wordt bestemd.
Het 2e lid geeft een waarderingsvoorschrift voor gevallen waarin sprake
is van twee of meer zelfstandige belastingobjecten, waarvan de waarde
niet afzonderlijk is vast te stellen (b.v. bij een woning welke door de
eigenaar in gedeelten aan verschillende personen wordt verhuurd zonder
dat hij zelf als hoofdbewoner fungeert).
Ingevolge het 3e lid blijft voor de bepaling van de waarde van een onroerend
goed buiten aanmerking de waarde van de werktuigen, indien deze met
behoud van hun waarde verwijderd kunnen worden of indien zij zelf als
gebouwde eigendommen kunnen worden aangemerkt. Opgemerkt wordt dat de
woorden "met behoud van hun waarde als zodanig" de bedoeling heeft aan
te geven dat bedoelde werktuigen, na van het onroerend goed verwijderd
te zijn, wederom kunnen worden gebruikt zonder dat zij door de verwijdering
dusdanig in kwaliteit of bruikbaarheid achteruit zijn gegaan dat zij aanmer
kelijk aan waarde hebben ingeboet.
De leden 4s 5 en 6 geven regelen met betrekking tot veranderingen
van het onroerende goed.
Ingevolge het 4e lid wordt bij niet ingrijpende verandering de waarde
in het economische verkeer niet eerder opnieuw bepaald dan nadat de
verandering is tot stand gekomen of een voltooiïngsverklaring is afge
geven dan wel het gebouwde eigendom voor feitelijk gebruik gereed is
gekomen