- 2 -
Artikel 3.
1. De toekenning van subsidie krachtens deze regeling geschiedt
door burgemeester en wethouders.
2. Subsidie wordt slechts verleend indient
a. de behoefte aan het werk is aangetoond en de beschikking
is of kan worden verkregen over een geëigende accommodatie5
b. jongeren c.q. ouders, die belanghebbende zijn op aktieve
wijze bij het werk betrokken zijn;
c. een zodanige werkwijze wordt toegepast, dat redelijkerwijs
mag v/orden verwacht, dat de beoogde doeleinden kunnen worden
bereikt
d. de doeleinden van het beleid voldoende worden afgestemd op de
maatschappelijke ontwikkeling;
e. de instelling aannemelijk kan maken, dat met inbegrip van over
heidssubsidie de benodigde financiële middelen ter beschikking
staan om de gestelde doeleinden te verwezenlijken
f. op de goedgekeurde begroting van de gemeente hiervoor de nodige
gelden zijn uitgetrokken;
g. van de Rijksoverheid op grond van de daarvoor geldende regelingen
eveneens een naar oordeel van burgemeester en wethouders genoeg
zaam subsidie wordt ontvangen;
h* het aktiviteiten betreft, die niet uit andere hoofde v-an gemeente
wege worden gesubsidieerd dan wel waarop geen andere subsidie
regeling van toepassing is.
3- Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen van het
gestelde in het tweede lid van dit artikel afwijken.
4- Indien voor een instelling de som van overheidssubsidie in de vorm
van een tegemoetkoming per kostensoort meer zou bedragen dan 100
procent van een kostensoort, wordt het gemeentelijk subsidie in
deze kostensoort verminderd met het bedrag, waarmee deze 100 procent
wordt overschreden.
Artikel 4.
Indien voor de eerste maal subsidie wordt aangevraagd, alsmede indien
een hoger subsidie dan tevoren wordt aangevraagd in verband met uit
breiding van het werkgebied of wijziging van de doelstelling van de
instelling, alsmede indien wordt overwogen het subsidie in te trekken,
nemen burgemeester en wethouders geen beslissing dan na schriftelijk
advies van de Raad voor Jeugdaangelegenheden.
Artikel 3.
1. Ten aanzien van instellingen, die op grond van de artikelen 45, /l6
en 47 van de Rijksregeling worden gesubsidieerd in de exploitatie
kosten, zijn te dezen de door het Rijk gestelde voorwaarden en be
palingen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat
bij strijd tussen de bepalingen van deze regeling en die door het
Rijk zijn gesteld, de bepalingen van deze regeling prevaleren;
waar in de Rijksregeling de goedkeuring van de minister is voorbe
houden, is ten.deze de goedkeuring van burgemeester en wethouders
vereist
2. Voor zover instellingen een gemeentelijk subsidie ontvangen in de
huisvestingskosten, zijn de in de artikelen 36 en 37 van de Rijks
regeling gegeven bepalingen inzake accommodaties van toepassing.
Hoofdstuk II.
Grondslagen voor de berekening van het subsidie
Paragraaf 1 De op grond van de Rijksregeling exploitatiesubsidie
ontvangende instellingen.
Artikel 6.
Voor instellingen, die op grond van de artikelen 45, 46 en 47 van de
Rijksregeling exploitatiesubsidie ontvangen van het Rijk en tevens op
grond van deze regeling voor exploitatiesubsidie in aanmerking komen
wordt het subsidie bepaald op:
a. 4T/o van de door het Rijk subsidiabel geachte personeelskosten.
b. èQF/o van de door het Rijk subsidiabel geachte huisvestingskosten.
c. 40/j van de overige door het Rijk subsidiabel geachte kosten.
Paragraaf 2 s De niet door het Rijk in de exploitatiekosten gesubsi
dieerde instellingen.
Artikel 7«
1. Voor instellingen, die niet op grond van de artikelen 45, 46 en 47
van de Rijksregeling exploitatiesubsidie ontvangen doch wel op grond
ran deze regeling vcoc exploitatiesubsidie in aanmerking konen wordt het
subsidie bepaald op:
a. een nader te bepalen percentage van de kosten van huisvesting.
b. 8CF/0 van de kosten van kadervorming.
c. 2rf/o van de kosten van aktiviteiten.
2. Voor het jeugd- en jongerenwerk, dat zich richt op geestelijk of
lichamelijk gehandicapten, kunnen burgemeester en wethouders een
hoger subsidie vaststellen dan in dit artikel genoemd.
Artikel 8.
1Onder huisvestingskosten worden verstaan:
a. afschrijving op gebouwen;
b. afschrijving op verbouwing, eerste inrichting, buitengewoon
onderhoud en verwarmingsinstallatie;
c. afschrijving op inventaris;
d. verlies bij verkoop eigendommen, die op huisvestingskosten
betrekking hebben, mits deze verkoop vooraf door burgemeester
en wethouders is goedgekeurd;
e. rente van geldleningen, gesloten ten behoeve van de financiering
van aankoop van gebouwen en terreinen, kosten van verbouwing,
eerste inrichting en buitengewoon onderhoud;
f. huren, waaronder v/orden verstaan de kosten van het huren van de
gebouwen of lokalen en van de terreinen, alsmede de kosten van
erfpacht of enig ander zakelijk recht;
g. de premies van verzekeringen en overige lasten, voortvloeiende
uit de eigendom van gebouwen, terreinen en inventaris;
h. de kosten van onderhoud van eigen gebouwen, terreinen en inven
taris;
i. de kosten van onderhoud van gehuurde gebouwen, lokalen, terrei
nen en inventaris, die ingevolge de wet of plaatselijk gebruik
of overeenkomst voor rekening van de huurder komen;